In deze preek over Romeinen 1:5-6 wordt stilgestaan bij het begrip “geloofsgehoorzaamheid” als doel van Paulus’ apostelschap en als kenmerk van ware bekering. De genade die Paulus ontving, zowel tot vergeving als tot dienst, vormt het fundament van zijn roeping om de heidenen te brengen tot gehoorzaamheid aan Christus. De preek legt uit dat geloofsgehoorzaamheid geen tegenstelling vormt tot genade, maar er juist het onvermijdelijke gevolg van is. Er wordt gewaarschuwd voor een eenzijdig evangelie dat gehoorzaamheid als wettisch afwijst, evenals voor het gevaar van zelfrechtvaardiging door werken. De gehoorzaamheid die de Schrift voorhoudt is een gehoorzaamheid van het hart, voortkomend uit liefde tot Christus, tot eer van Zijn Naam. Dit vormt het doel van ons leven als discipelen: leven tot verheerlijking van Hem.
Kerpunten van de preek
- Paulus ontving door Christus genade en het apostelschap, niet op basis van verdienste, maar uit pure genade.
- Geloofsgehoorzaamheid is een bewuste onderwerping aan Gods wil, voortkomend uit geloof en liefde voor Christus.
- Gehoorzaamheid is altijd een kwestie van het hart en geen uiterlijke naleving van regels.
- Er wordt gewaarschuwd voor het westerse denken dat gehoorzaamheid loskoppelt van geloof, uit angst voor wetticisme.
- Gehoorzaamheid is de vrucht van rechtvaardiging, niet het middel daartoe.
- Genade en inspanning sluiten elkaar niet uit; door Gods kracht werkt de gelovige zijn zaligheid uit.
- Alles in het leven van een discipel behoort gericht te zijn op de verheerlijking van Christus: ter wille van Zijn Naam.
- Ware liefde tot Christus uit zich in het bewaren van Zijn geboden.
- De oproep is om niet alleen hoorders van het Woord te zijn, maar daders, wandelend in geloofsgehoorzaamheid.
Geciteerde Schriftgedeelten
Romeinen 1:5-6 | 1 Korinthe 15:8-10 | 1 Korinthe 15:10 | 2 Korinthe 3:5-6 | Kolossenzen 1:28-29 | Romeinen 6:16 | Filippenzen 2:8 | Deuteronomium 10:12-13 | Deuteronomium 6:5-6 | Jesaja 29:13 | Johannes 14:15 | Johannes 14:21 | Johannes 14:23-24 | Johannes 15:10 | 1 Johannes 5:3 | Romeinen 11:36 | Kolossenzen 3:17 | Filippenzen 2:12-13 | Romeinen 5:1 | Jakobus 1:22-26
