In deze preek over Romeinen 6:15-18 wordt stilgestaan bij de vraag wat het betekent dat de gelovige “niet onder de wet maar onder de genade” staat, en waarom dit nooit een vrijbrief kan zijn om te zondigen. Paulus’ twee retorische vragen (6:1 en 6:15) worden onderscheiden: blijven in de zonde als levenspatroon tegenover het idee dat incidenteel zondigen onschadelijk zou zijn onder de genade. Vanuit de lijn van Romeinen 1-6 wordt getoond dat de wet de zondaar confronteert en naar Christus drijft, maar geen kracht geeft tot heiliging, terwijl genade de gelovige in een nieuwe heerschappij plaatst. Met het beeld van slavernij maakt Paulus duidelijk dat ieder mens dient: óf de zonde tot de dood, óf de gehoorzaamheid tot gerechtigheid. De preek werkt uit hoe God Zelf de overgang bewerkt van slavernij aan de zonde naar gehoorzaamheid “van harte” aan het patroon van de leer, en hoe de gelovige, eenmaal vrijgemaakt van de zonde, daadwerkelijk dienstbaar wordt gemaakt aan de gerechtigheid.
Kernpunten van de preek
- De centrale vraag van Romeinen 6:15: niet onder de wet maar onder de genade staan rechtvaardigt nooit bewuste zonde, ook niet incidenteel.
- “Niet onder de wet” betekent: niet meer onder de veroordelende en aanklagende functie van de wet, niet: vrij zijn van Gods morele norm.
- De wet is heilig, rechtvaardig en goed, maar openbaart vooral zonde, brengt toorn en wijst de mens als leermeester naar Christus, zonder zelf te kunnen redden.
- In Christus is de gelovige niet langer onder de leermeester-positie van de wet; hij staat onder genade, waar de verhouding tot God bepaald wordt door Christus’ volbrachte werk en het werk van de Geest.
- In vers 16 laat Paulus zien dat gehoorzaamheid nooit neutraal is: wie je gehoorzaamt, is feitelijk je heer, zonde tot de dood, of gehoorzaamheid tot gerechtigheid.
- De oproep om dienstbaar te zijn aan de gerechtigheid is geworteld in wat Christus al verworven heeft; de nadruk ligt op Zijn Persoon en werk, niet op menselijke prestatie.
Geciteerde Schriftgedeelten
Romeinen 1:16-17 | Romeinen 1:18 | Romeinen 3:20 | Romeinen 4:15 | Romeinen 5:20-21 | Romeinen 6:1 | Romeinen 6:14 | Romeinen 6:15 | Romeinen 6:16 | Romeinen 6:17 | Romeinen 6:18 | Romeinen 7:12 | Romeinen 8:3 | Galaten 3:24 | 1 Johannes 1:9 | 1 Johannes 2:1 | Johannes 10:27 | Ezechiël 36:26-27