In deze preek over Romeinen 7:8-13 wordt stilgestaan bij de manier waarop de zonde het goede gebod van God misbruikt: de wet openbaart zonde niet alleen, maar prikkelt in het vlees ook begeerte en brengt zo aan het licht dat de mens onder de macht van de zonde staat en onder het oordeel valt. Paulus’ ervaring laat zien dat “zonder wet” niet betekent dat er geen zonde is, maar dat de zonde zonder de expliciete eis minder zichtbaar en minder als overtreding ontmaskerd wordt; zodra het gebod met kracht het geweten raakt, “leeft” de zonde op en sterft de illusie van eigengerechtigheid. De wet blijft heilig, rechtvaardig en goed, maar juist doordat het goed is, wordt de verdorvenheid van de zonde in volle scherpte zichtbaar: de zonde misleidt, belooft leven en levert dood. Vanuit die diagnose wordt de kernles getrokken voor de christelijke wandel: zoals de wet niet rechtvaardigt, zo heiligt de wet ook niet; heiliging vraagt dezelfde afhankelijkheid van Christus en de werking van de Geest als rechtvaardiging.
Kernpunten van de preek
- De wet komt van God en openbaart zonde als overtreding, inclusief de hartszonde van begeerte.
- De zonde is een actieve, vijandige macht die het gebod gebruikt om begeerte op te wekken en verzet tegen Gods gezag te prikkelen.
- Het gebod dat tot leven ingesteld is, wordt voor de gevallen mens tot dood omdat de wet geen genade kent voor onvermogen en zonde veroordeelt.
- De zonde misleidt door Gods gebod verdacht te maken en de gevolgen van overtreding los te koppelen van de realiteit van dood en schuld.
- De wet blijft heilig, rechtvaardig en goed; de dodelijke uitkomst komt door de zonde, zodat zonde zichtbaar wordt als “uitermate zondig”.
Geciteerde Schriftgedeelten
Romeinen 7:8-13 | Romeinen 7:7 | Romeinen 5 | Exodus 20:17 | Spreuken 9:17 | Filippenzen 3 | 1 Korinthe 15:56 | Galaten 3:21 | Leviticus 18:5 | Ezechiël 20:11 | Deuteronomium 32:45-47 | Mattheüs 19:16-17 | Genesis 2:17 | Genesis 3:4-5 | Genesis 3:13 | Romeinen 2 | Romeinen 6:23 | Galaten 3:10 | Deuteronomium 27:26 | Efeze 2:1-2 | Efeze 4:17-18 | Mattheüs 5:44 | Efeze 4:32 | Efeze 4:25 | Jakobus 1:14-15 | Romeinen 8 | Johannes 15:5 | Hebreeën 12:1-2 | 2 Korinthe 3:6 | Galaten 2:16 | Romeinen 3:20