Preekbeschrijving
In deze preek over 1 Petrus 4:7-11 wordt stilgestaan bij de oproep van Petrus om, met het oog op het naderende einde, een leven te leiden dat God verheerlijkt door Jezus Christus. Vanuit de diepe realiteit van het Evangelie en de zekerheid van Gods uitverkiezing, roept Petrus op tot bezonnen denken, vurige onderlinge liefde, oprechte gastvrijheid zonder morren en het dienen van elkaar met geestelijke gaven als goede beheerders van Gods veelsoortige genade. De preek benadrukt dat ware geestelijke dienstbaarheid niet voortkomt uit eigen kracht of natuurlijke talenten, maar uit gaven geschonken door de Geest, met als doel dat God in alles verheerlijkt wordt. Alleen wat voortkomt uit Christus, verheerlijkt de Vader, en daarom is ons dienen in woord en daad volledig afhankelijk van Hem en gericht op Zijn eer.
Kernpunten van de preek
- Petrus’ onderwijs wortelt in de realiteit van Gods uitverkiezing en het lijden van Christus.
- Geloven vraagt om gehoorzaamheid en heiligheid in heel de levenswandel.
- Alles in het leven van de discipel hoort voort te vloeien uit wie God is, wat Hij gedaan heeft en wat Hij nog gaat doen.
- Bezonnenheid en nuchterheid zijn noodzakelijk om te kunnen bidden en handelen in overeenstemming met het Woord.
- De liefde onder broeders en zusters moet vurig zijn, zelfopofferend en praktisch zichtbaar worden.
- Gastvrijheid is een uiting van liefde en moet beoefend worden zonder morren.
- Geestelijke gaven zijn geen geheiligde talenten, maar bovennatuurlijke toewijzingen van de Geest met het oog op het dienen van het Lichaam.
- Dienen in de gemeente vereist geen natuurlijke bekwaamheid, maar trouw rentmeesterschap en afhankelijkheid van Gods kracht.
- Alles moet gericht zijn op de verheerlijking van God en dat is alleen mogelijk door Jezus Christus.
Geciteerde Schriftgedeelten
1 Petrus 1:1-16 | 1 Petrus 1:22-23 | 1 Petrus 2:9-10 | 1 Petrus 3 | 1 Petrus 4:7-11 | Johannes 10:28-29 | Filippenzen 4:8 | Filippenzen 2:14-16 | 1 Korinthe 12:4-27 | Romeinen 12:4-8 | 2 Timotheüs 3