Kerkleiderschap

Christus’ Kerk Lelystad volgt het Bijbelse onderwijs van meervoudig mannelijk leiderschap. Momenteel bestaat het leiderschap uit drie broeders die geestelijk zorg dragen voor de gemeente onder het Hoofdschap van de Heere Jezus Christus.

Hieronder volgt een uitleg van de rollen en verantwoordelijkheden van de ouderlingen van Christus’ Kerk Lelystad, zoals afgeleid uit Handelingen 6:4, Hand 20:28-31, Efeze 4:11-16, 1 Timotheüs 3:1-7, 1 Tim 5:17, Titus 1:6-11, Jakobus 5:14-15, 1 Petrus 5:1-3.

Bidden voor de gemeente

De ouderlingen wijden zich toe aan het bidden voor de geestelijke gezondheid van de gemeente, en eventuele noden aan God voor te leggen.

Onderwijzen van de gemeente

De opzieners onderwijzen de gemeente het Woord van God en houden toezicht op het onderlinge onderwijs binnen de gemeente, om ervoor te zorgen dat de gemeenschap geestelijk gevoed wordt, zodat de heiligen kunnen groeien als volledig toegewijde en volwassen volgelingen van Christus.

Zorgdragen voor de gemeente

De oudsten ontfermen zich in liefdevolle bezorgdheid over het geestelijk welzijn van de heiligen in de gemeente. Ze zijn beschikbaar voor gebed en advies voor de broeders en zusters die worstelen met geestelijke, emotionele of fysieke problemen.

Waken over de gemeente

De opzieners waken voortdurend en beschermen tegen elke vorm van valse leer of schadelijk gedrag in de gemeente. Dit doen ze door valse leer te weerleggen en op te treden tegen een wandel die tegen de gezonde leer ingaat.

Toerusten van de gemeente

De oudsten zijn niet verantwoordelijk voor alle bediening binnen de gemeente, maar door hun bediening (zoals hierboven beschreven) rusten ze hun broeders en zusters in de gemeenschap toe om voor elkaar te zorgen en elkaar in liefde te dienen.

Waarom meervoudig leiderschap?

Wij geloven dat de Schrift leert dat een lokale gemeente moet worden bestuurd door een meervoud van mannelijke oudsten. Wij onderschrijven daarom ook niet het ambt van (senior/lead) voorganger(s). Lees Handelingen 11:29-30, Hand 14:23, Hand 20:17, Hand 20:28, Filippenzen 1:1, 1 Thessalonicenzen 5:12-13, 1 Timotheüs 3:1-7, 1 Tim 5:17-20, Titus 1:5-9, Hebreeën 13:17, Jakobus 5:13-14, en 1 Petrus 5:1-5.

Er is geen aanwijzing in de Schrift dat een lokale kerk moet worden bestuurd door een (senior/lead) voorganger. Het consistente getuigenis van het Nieuwe Testament is dat elke kerk onder toezicht stond van een meervoud van ouderlingen/opzieners.

Het Nederlandse woord “ouderling” is de vertaling van het Griekse “presbuteros”, waarvan we “Presbyter” en “Presbyteriaans” afleiden. Ons Nederlandse woord “opziener” komt van het Griekse “episkopos”, waarvan we “Episcopaals” en “Episcopaliaans” afleiden. “Ouderling” en “Opziener” zijn twee verschillende woorden die hetzelfde ambt of dezelfde gezagsfunctie beschrijven. “Ouderling” richt zich op de waardigheid en ernst van het ambt, terwijl “opziener” zich richt op de praktische functie van het ambt (letterlijk iemand die toezicht uitoefent).

Waarom uitwisselbaar?

Er zijn vier tekstgedeelten die deze conclusie onderbouwen:

1) volgens Handelingen 20:17 riep Paulus de ouderlingen van de kerk bij zich. Maar later in Handelingen 20:28 zegt hij, verwijzend naar dezelfde oudsten, dat God hen heeft aangesteld als opzieners in de gemeente.

2) Paulus liet Titus achter op Kreta om ouderlingen aan te stellen in elke stad (Titus 1:5). Wanneer Paulus vervolgens overgaat tot het opsommen van de kwalificaties voor dit ambt, schrijft hij: “Want een opziener moet onberispelijk zijn,” enzovoort. Het is duidelijk dat deze twee termen naar hetzelfde ambt verwijzen.

3) Paulus schrijft in 1 Timotheüs 3:1: “als iemand verlangen heeft naar het ambt van opziener, begeert hij een voortreffelijk werk” Vervolgens geeft hij de kwalificaties voor de opziener in vers 2-7. In tegenstelling tot de diakenen moet de opziener “bekwaam zijn om te onderwijzen” (vers 2). En in vers 5 wordt geschreven dat hij iemand moet zijn wiens leiding over zijn eigen gezin hem geschikt maakt om zorg te dragen voor de gemeente van God. Deze twee functies worden toegeschreven aan oudsten in het vijfde hoofdstuk van hetzelfde boek (1 Timoteüs 5:17) – onderwijzen en besturen.

4) 1 Timoteüs 3:1-13 geeft duidelijk aan dat er twee primaire ambten zijn in het Nieuwe Testament: oudste en diaken. Toch richt Paulus in Filippenzen 1:1 zijn brief “aan alle heiligen in Christus Jezus die in Filippi zijn, met de opzieners (episkopoi) en diakenen.” De Schrift leert dat Paulus ouderlingen aanstelde in elke gemeente (Handelingen 14:23). Om deze reden is het aan te nemen dat de opzieners waar Paulus naar refereert in Filippi 1:1, de ouderlingen van die gemeente zijn.

Het Griekse woord (poimen) dat vertaald wordt als “herder” vinden we in Efeze 4:11. De gerelateerde werkwoordsvorm (poimaino) heeft de betekenis “hoeden” of “weiden”, met het idee van koesteren en voeden van de kudde van God. Wanneer we Efeze 4:11, 1 Timoteüs 3:2, Titus 1:9, Handelingen 20:28 en 1 Petrus 5:1-2 samenvoegen, zie je dat alle oudsten/opzieners pastorale verantwoordelijkheden uitoefenen.

Onze conclusie is dat de lokale kerk moet worden bestuurd door een meervoud van gekwalificeerde mannen die in het Nieuwe Testament worden beschreven als toezichthouders op het lichaam van Christus, die de kudde van God verzorgen en geestelijk voeden.

Waarom alleen mannen?

1) De tweeledige beschrijving in het Nieuwe Testament van de functie van ouderlingen/opzieners. (1) Zij zijn degenen die de gemeente besturen of leiden (1 Timoteüs 3:4-5; 5:17; Handelingen 20:28; 1 Petrus 5:2; 1 Thessalonicenzen 5:12; Hebreeën 13:17). (2) Zij zijn degenen die primair verantwoordelijk zijn voor het onderwijzen van het lichaam van Christus (Efeze 4:11-13 [onder de veronderstelling dat de woorden “herder” en “leraar” verwijzen naar één functie of ambt van “herder-leraar”; de beste grammaticale analyse zou aangeven dat dit waar is]; 1 Timoteüs 3:2; 5:17; Titus 1:9). Aangezien Paulus, onder leiding van de Heilige Geest, in 1 Timoteüs 2:11-15 onderwijs en het uitoefenen van gezag heeft beperkt tot mannen, volgt hieruit dat het ambt van oudste ofwel opziener beperkt is tot mannen.

2) De kwalificaties voor het ambt van ouderling die worden genoemd in 1 Timoteüs 3 en Titus 1. Een opziener moet “de man van één vrouw” zijn (1 Timotheüs 3:2 en Titus 1:6). Let ook op dat een opziener “goed leiding moet geven aan zijn eigen gezin en ervoor moet zorgen dat zijn kinderen hem in alles gehoorzamen. Want als iemand zijn eigen gezin niet weet te leiden, hoe kan hij dan voor de gemeente van God zorgen?” (1 Tim. 3:4-5).

3) Nergens in het Nieuwe Testament is sprake van een vrouwelijke oudste. Sommigen maken het verwijt dat dit een argument uit stilte is. Klopt. Het is echter een oorverdovende stilte. Zeker wanneer we dit in samenhang beschouwen met de twee voorgaande punten. De realiteit is dat er geen Bijbelse onderbouwing is voor vrouwelijke ouderlingen/opzieners. De Schrift hint naar niets dat de aard, functie en kwalificaties beschrijft dat ons zou doen geloven dat dit ooit mogelijk zou zijn.

Veelgestelde vragen

Hoe zit het met Paulus, Petrus en Jakobus?
Hoe zit het met Timotheüs en Titus?

Heb je een vraag?