05. Gods voorzienigheid

5.1

Wij geloven en belijden dat God, de goede Schepper van alle dingen, in Zijn oneindige macht en wijsheid alle schepsels en zaken onderhoudt, leidt, rangschikt en regeert, van het grootste tot het kleinste, door Zijn wijze en heilige voorzienigheid. Hij realiseert hiermee het doel waarvoor ze zijn geschapen, in overeenstemming met Zijn onfeilbare voorkennis en Zijn vrije en onveranderlijke raadsbesluiten, tot eer en verheerlijking van Zijn wijsheid, macht, rechtvaardigheid, oneindige goedheid en genade.

5.2

Wij geloven en belijden dat alle gebeurtenissen onveranderlijk en onfeilbaar plaatsvinden, in overeenstemming met Gods voorkennis en besluiten, omdat Hij de eerste oorzaak is. Niets gebeurt dus toevallig of buiten Gods bestuur om. God bestuurt echter alles in Zijn voorzienigheid op zodanige wijze dat secundaire oorzaken, zoals wetmatigheden, toevalligheden of noodzakelijke gevolgen van andere oorzaken, hun rol spelen in de verwezenlijking ervan.

5.3

Wij geloven en belijden dat God doorgaans in Zijn voorzienigheid gebruikmaakt van middelen, maar Hij is vrij om, indien Hij dat wil, ook zonder deze middelen te handelen. Hij laat Zich niet beperken door hen en kan zelfs tegen hen in werken.

5.4

Wij geloven en belijden dat Gods almachtige kracht, ondoorgrondelijke wijsheid en oneindige goedheid zich in Zijn voorzienigheid uitstrekken, zodat zowel de zondeval als alle andere zondige daden van engelen en mensen plaatsvinden in overeenstemming met Zijn soevereine plannen. Het is echter belangrijk op te merken dat God niet simpelweg instemt met zonde. Hij beperkt, ordent en bestuurt zondige daden op verschillende manieren en met grote macht, zodat ze Zijn heilige plannen verwezenlijken. Het is echter van belang te benadrukken dat de zondigheid van deze daden enkel voortkomt uit engelen of mensen, niet uit God, Die volkomen heilig en rechtvaardig is. God kan niet de bron van de zonde zijn of deze goedkeuren.

5.5

Wij geloven en belijden dat onze wijze, rechtvaardige en genadige God soms Zijn Eigen kinderen voor een bepaalde periode toelaat om verschillende beproevingen te doorstaan, en zelfs de zonden in hun eigen harten. Enerzijds kan dit dienen als tuchtiging voor hun zonden, terwijl het anderzijds bedoeld is om hen bewust te maken van de kracht van het kwaad en de voortdurende arglistigheid van hun harten, zodat ze nederiger worden. Het doel is ook om hen aan te moedigen een diepere en blijvende afhankelijkheid van God te ontwikkelen, waakzamer te zijn tegen zonde in de toekomst en om andere rechtvaardige en heilige doelen te bereiken. Alles wat de uitverkorenen overkomt, wordt bepaald door God, tot Zijn eer en voor hun eigen welzijn.

5.6

Wij geloven en belijden dat God, als rechtvaardige Rechter, de verdorven en goddeloze mensen verblindt en verhardt vanwege hun zonden. Hij onthoudt hun de genade waardoor ze verlicht en veranderd hadden kunnen worden in hun begrip en harten. Ook neemt Hij soms hun gaven weg en plaatst Hij hen soms in situaties waarin hun verdorven hart de kans grijpt om te zondigen. Hij laat hen over aan hun aangeboren verdorvenheid, de verlokkingen van de wereld en de macht van satan. Opmerkelijk is dat ze zelfs onder de middelen die God gebruikt om harten te verzachten, zichzelf verharden.

5.7

Wij geloven en belijden dat Gods voorzienigheid zich in het algemeen uitstrekt tot alle schepselen, maar op een heel bijzondere manier gericht is op de zorg voor Zijn volk.

Heb je een vraag?