In deze preek over Filippenzen 1:1 wordt stilgestaan bij de betekenis van het woord “heiligen” en de identiteit van de gelovige “in Christus Jezus”. Vanuit het besef dat een christen allereerst eigendom is van Christus, wordt uitgelegd wat het betekent om door God apart gezet te zijn tot Hem: niet op basis van moreel gedrag of religieuze inzet, maar uitsluitend op basis van het werk van Jezus Christus. De preek laat zien dat ware vreugde alleen gevonden kan worden wanneer men leeft vanuit deze identiteit als heilige in Christus, losgemaakt van de wereld, geworteld in Gods heiligheid en toegewijd aan Zijn wil.
Kernpunten van de preek
- Een christen is eigendom van Christus en leeft om Hem te behagen, niet zichzelf.
- De identiteit van een heilige is geworteld “in Christus Jezus”, niet in morele prestaties.
- Heiligheid is geen uiterlijk kenmerk maar een gevolg van wedergeboorte en een nieuw leven.
- Het denken, spreken en handelen van heiligen hoort hervormd te worden naar Gods wil.
- Een heilige behoort God toe en leeft niet voor de wereld of het eigen vlees.
Geciteerde Schriftgedeelten
Filippenzen 1:1 | 1 Petrus 1:15-16 | Leviticus 11:44-45 | Leviticus 19:2 | Leviticus 20:7 | Jesaja 40:25 | Jesaja 46:5 | Jesaja 46:9 | Jesaja 6:1-3 | Openbaring 4:8 | Exodus 3:5 | Exodus 19 | Galaten 3:26-29 | 2 Korinthe 5:17 | Johannes 15:19 | 1 Johannes 2:15-17 | Romeinen 12:2 | 2 Korinthe 4:10-12 | 1 Korinthe 3:23 | Johannes 15:1-8
