Gedragsverandering: De schijn van heiligheid

En wat u van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan trouwe mensen die bekwaam zijn om ook anderen te onderwijzen.

Er wordt veel gesproken over toewijding, gehoorzaamheid, gezinnen, karaktervorming en leiderschap. Toch ontbreekt vaak het leven en onderwijs dat voortkomt uit bekering en geloof. Wat gepresenteerd wordt als geestelijke groei, is in werkelijkheid vaak gedragsaanpassing zonder innerlijke vernieuwing. Het is vroom van buiten, maar geestelijk dood van binnen.

Het hart van de mens

De mens is door de zondeval radicaal verdorven. Niet slechts beschadigd of wat verstoord, maar geestelijk dood, blind en zonder enige geestelijke kracht in zichzelf. Het hart van de gevallen mens is verduisterd, zijn begeerten zijn op zichzelf gericht en zijn denken is onderworpen aan leugen. De mens kan zichzelf niet verbeteren, hoezeer hij zich ook inspant. Hij heeft een nieuw hart nodig. De Schrift leert dat dit alleen mogelijk is door het soevereine werk van God. God moet de mens levend maken, zijn hart van steen wegnemen en vervangen door een hart van vlees. Pas dan kan er sprake zijn van geestelijk leven.

Deze levensvernieuwing komt uitsluitend uit genade, door het geloof in Jezus Christus. Het is geen proces dat uit de mens zelf opkomt, maar een werk van God dat tot stand komt op grond van het volbrachte werk van Zijn Zoon. Jezus Christus is door de Vader aangewezen als het enige middel tot verzoening en nieuw leven.

Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, Hij, Die rechtvaardig was, voor onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen. Hij is wel ter dood gebracht in het vlees, maar levend gemaakt door de Geest,

In Jezus Christus is de schuld betaald, de vijandschap weggenomen en de weg tot gemeenschap met God hersteld. Door het geloof in Hem wordt de zondaar niet alleen gerechtvaardigd, maar ook vernieuwd en geheiligd. Alleen in en door Hem is geestelijk leven mogelijk.

Maar zelfs wanneer iemand door genade tot geloof komt, is hij niet ineens volledig veranderd in denken, willen en doen. Het oude is voorbijgegaan, inderdaad en hij is een nieuwe schepping, zoals Paulus schrijft in 2 Korinthe 5:17, maar deze nieuwe mens moet geoefend worden. Het vernieuwde hart verlangt naar God, maar is nog onwetend, zwak en beïnvloedbaar. Het moet onderwezen worden, getraind en bevestigd in de waarheid. Het denken moet worden vernieuwd om te leren onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is. Dit is een levenslang proces, waarin het vlees dagelijks gekruisigd moet worden en de nieuwe mens bekleed wordt naar het beeld van Christus.

Het is van levensbelang om dit fundament te begrijpen en hier van doordrongen te zijn. Zonder dit besef zal men het leven in Christus verwarren met gedragsbeheersing of morele vorming. Wie de diepte van de zondeval niet kent en het volbrachte werk van Christus niet begrijpt, grijpt snel naar zelfhulpmethoden, coachingstrajecten of bijbels getinte gedragsmodellen. Er wordt gestuurd op gewenst gedrag en bijbels klinkende uitkomsten, maar het kruis ontbreekt. De mens blijft centraal staan, met zijn doelen en controle, terwijl God slechts het middel wordt om een ordelijk leven te realiseren.

Het verschil tussen heiliging en gedragsverandering

Heiliging is het werk van God in de gelovige waarin Hij door Zijn Geest het leven van Christus vormgeeft in het hart, het denken en het handelen. Het is het proces waarin de gelovige afgestorven wordt aan het vlees en toeneemt in gehoorzaamheid aan Gods wil. Heiliging is vrucht van verzoening, niet een voorwaarde ervoor. Het vloeit voort uit een vernieuwd hart en is gericht op Gods eer, niet op de beheersing van omstandigheden. Heiliging begint bij het kruis. Daar wordt de zondaar met Christus gekruisigd en met Hem opgewekt tot nieuw leven. De apostel Paulus schrijft aan de Romeinen:

(6) Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen. (7) Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. (8) Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven. (9) Wij weten toch dat Christus, nu Hij is opgewekt uit de doden, niet meer sterft. De dood heerst niet meer over Hem. (10) Want wat Zijn sterven betreft, is Hij eens en voor altijd voor de zonde gestorven, en wat Zijn leven betreft, leeft Hij voor God. (11) Zo dient ook u uzelf te rekenen als dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere.

Vanaf dat moment is het leven niet meer van de mens zelf, maar van Christus, Die in hem leeft. Dit maakt dat heiliging geen techniek, strategie of gedragsherstructurering is, maar gehoorzaamheid voortkomend uit liefde en geloof in God.

Gedragsverandering daarentegen kan plaatsvinden zonder dat het hart geraakt is. Het kan voortkomen uit gewoonte, druk van buitenaf, verlangen naar rust of controle, of uit een verlangen om bij een bepaalde groep te horen. De kern blijft echter: de mens blijft centraal staan. Het doel is verbetering van het leven, niet verheerlijking van God, ook al wordt dat in woorden wel beleden. En waar het doel mensgericht is, is ook de krachtbron menselijk. Er is dan geen sprake van vrucht van de Geest, maar van aanpassing van buitenaf.

Daarom moeten we scherp onderscheiden wat het Evangelie werkt en wat menselijke inspanning slechts nadoet. De Schrift leert dat alleen waar de Geest werkt, blijvende vrucht zichtbaar wordt: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Niet één van deze vruchten kan kunstmatig worden geproduceerd. Ze komen voort uit gemeenschap met Christus.

De bron van heiliging en gedragsverandering

De ware bron van heiliging is het Woord van God, toegepast door de Heilige Geest. Heiliging is geen innerlijke ontdekkingstocht of zelfinzicht, maar het gevolg van Gods spreken dat het hart doorboort, het denken vernieuwt en het leven vormt. De Heere Jezus bad:

Heilig hen door Uw waarheid; Uw woord is de waarheid.

De Geest werkt door het Woord. Het is door de Schrift dat het denken van de gelovige wordt getransformeerd, zijn begeerten worden bijgestuurd en zijn levenswandel wordt geheiligd.

Het Woord van God is geen dode letter. Het is levend en krachtig en doet wat God behaagt. Omdat het van God komt, draagt het ook Zijn gezag en kracht in zich. Het onderwijst, overtuigt, corrigeert en voedt op tot rechtvaardigheid.

(16) Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, (17) opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust.

Het Woord openbaart wie God is, wie de mens is, wat zonde is, wat verlossing is en wat het doel van het leven is. Alleen dit Woord is toereikend om een mens te vormen naar het beeld van Christus. Er is geen andere bron die het hart werkelijk vernieuwt en het denken heroriënteert naar Gods wil.

Daartegenover staat de bron van gedragsverandering: de mens zelf. Ook als hij zich op bijbelse principes beroept, put hij in werkelijkheid uit eigen kracht. Zijn denken blijft ongewijzigd, zijn hart onaangeraakt. De bron is niet Gods Woord, maar de wil van de mens die zichzelf probeert te verbeteren, te beheersen of te hervormen. Zelfs als hij bijbelteksten aanhaalt of geestelijke taal gebruikt, mist de kracht die van boven komt. Want het Woord wordt niet met geloof ontvangen en de Geest wordt niet gezocht of gehoorzaamd.

Waar het Woord het hart niet raakt, blijft alles bij vorm. En vorm kan niet dragen. Het vlees kan zich aanpassen, maar niet vernieuwen. Zonder het werk van de Geest door het Woord blijft de mens in zichzelf opgesloten. Wat hij voortbrengt, is tijdelijk, uiterlijk en zonder geestelijke waarde.

Het gevaar van gedragsverandering

Gedragsverandering zonder bekering is misleidend. Het wekt de indruk van toewijding, maar is in wezen zelfbehoud. Het is een gevaarlijke nabootsing van heiliging, omdat het het geweten sust en tegelijkertijd de noodzaak van genade onzichtbaar maakt. Er is ijver, maar geen verootmoediging.

De Schrift spreekt krachtig over deze schijn. Jesaja profeteert:

De Heere zei: Omdat dit volk tot Mij nadert met zijn mond en zij Mij eren met hun lippen, maar hun hart ver van Mij houden, en hun vrees voor Mij slechts een aangeleerd gebod van mensen is,

De Heere verwerpt een godsdienst die slechts uiterlijke vormen aanneemt. Hij kijkt naar het hart, niet naar de façade. Hij haat wat vroom lijkt, maar Zijn waarheid mist. In Amos 5 zegt God tot een religieus volk:

(21) Ik haat, Ik versmaad uw feesten. Uw bijzondere samenkomsten kan Ik niet luchten, (22) want al brengt u Mij brandoffers, en uw graanoffers, Ik schep er geen behagen in. En het dankoffer van uw gemest vee: Ik wil het niet aanzien. (23) Doe het lawaai van uw liederen van Mij weg, en het getokkel van uw luiten kan Ik niet aanhoren! (24) Laat het recht stromen als water, de gerechtigheid als een altijd stromende beek.

Gedragsverandering stelt de mens centraal. Daarmee neemt hij de plaats in die alleen God toekomt. Het is subtiele hoogmoed, vermomd als toewijding. Het sluit Christus buiten, terwijl men met de mond Hem eert. Het vervangt het werk van de Geest door de discipline van het vlees. En het stelt de mens gerust, terwijl hij geestelijk ongebroken blijft.

Gods reactie is ernstig. In Openbaring 3 spreekt Christus tot een gemeente die vroom leek, maar geestelijk arm en naakt was:

Want u zegt: Ik ben rijk en steeds rijker geworden en heb aan niets gebrek, maar u weet niet dat juist u ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt bent.

Aansporing tot gedragsverandering herkennen

Sturing op gedragsverandering is vaak moeilijk te onderscheiden, omdat het zich bedient van vertrouwde woorden, bijbelse termen en vrome intenties. De focus is echter subtiel verlegd: het doel is niet geestelijke groei door bekering, geloof en gehoorzaamheid aan Christus, maar het bereiken van zichtbaar gewenst gedrag. Niet het hart wordt aangesproken, maar het gedrag wordt gemanipuleerd.

In het gemeenteleven zie je dit bijvoorbeeld wanneer de nadruk ligt op correct gedrag binnen de groep in plaats van geestelijke groei in Christus. Wanneer iemand worstelt, wordt vooral gekeken naar het functioneren: “Er wordt gemeten aan betrokkenheid, inzet en gedrag tijdens samenkomsten. Er is weinig ruimte voor zondebesef, worsteling of kwetsbaarheid. In plaats van broederschap en heiliging ontstaat een cultuur van aanpassen, presteren en inschikken.

Er wordt bijvoorbeeld gewaarschuwd tegen bepaalde type muziek, kleding of mediagebruik, maar niet op basis van een overtuiging gevormd door het Woord, bekering en liefde tot God, maar vanuit groepsnorm en reputatie. Wie zich eraan houdt, wordt als geestelijk volwassen gezien. Wie dat niet doet, krijgt correctie, niet om tot Christus geleid te worden, maar om zich beter aan te passen.

In het huwelijk uit gedragssturing zich vaak in goedbedoelde adviezen die oppervlakkig blijven. “Je moet haar gewoon wat vaker helpen.” “Hij wil zich gerespecteerd voelen, dus doe…” Hoewel deze adviezen op zich niet verkeerd lijken, gaan ze vaak voorbij aan het werkelijke probleem: een hart dat zichzelf zoekt in plaats van de ander te dienen in liefde tot God. Het huwelijk wordt dan een gedragscorrectieproject waarin men zoekt naar effectiever communiceren of rollenverdeling, in plaats van samen buigen onder het Woord, elkaars zonde erkennen, vergeving oefenen en elkaar aansporen in het volgen van Christus.

Een echtgenote past haar gedrag aan om de vrede te bewaren, niet uit eerbied voor Christus. Een echtgenoot verandert zijn toon, niet omdat zijn hart gebroken is over zijn hardheid, maar omdat hij zijn vrouw liever te vriend houdt. Het huwelijk blijft dan netjes van buiten, maar koud van binnen.

In de opvoeding wordt gedragssturing vaak zichtbaar in de focus op gehoorzaamheid, beleefdheid en goede prestaties, zonder dat het hart van het kind wordt bereikt. Een kind dat netjes bidt, stilzit in de kerk en zijn broertje niet slaat, wordt als geestelijk gezond gezien. Maar als het hart van het kind niet leert waarom gehoorzaamheid goed is, wie God is, wat zonde is en waarom genade nodig is, dan voedt men niet op tot discipelschap, maar tot conformiteit. Er wordt gedrag afgeleerd, maar zonde wordt niet ontmaskerd en het Evangelie wordt niet toegepast. Zo leert het kind een rol spelen in plaats van Christus nodig te hebben.

In al deze situaties ontbreekt hetzelfde: het diepe besef dat de mens een nieuw hart nodig heeft en dat echte verandering alleen komt door het werk van de Heilige Geest, door het Woord, vanuit het kruis van Christus. Zonder dat fundament wordt alles moralisme, zelfhulp, structuur, maar geen leven. Er is dan sprake van een christendom zonder Christus.

Conclusie

Gods wil voor Zijn kinderen is hun heiliging. Niet uiterlijke orde of fatsoenlijk gedrag, maar een hart dat steeds meer gevormd wordt naar het beeld van Zijn Zoon. Het behaagt Hem wanneer Zijn kinderen wandelen in waarheid, leven in afhankelijkheid en groeien in liefde tot Hem.

Daarom dient de discipel zich te onderwerpen aan Gods werk in hem, zich te oefenen in godsvrucht, zich te voeden met het Woord, wandelen in het licht, strijden tegen het vlees en vertrouwen op de kracht van de Geest. Want wat God begonnen is, zal Hij ook voltooien, tot de dag van Jezus Christus.

Deel artikel

Artikelen en overdenkingen in je mailbox?