In deze preek wordt stilgestaan bij de onmisbare vereiste dat een ouderling vasthoudt aan het betrouwbare Woord van God en bekwaam is om te onderwijzen. Er wordt uitgelegd dat een ouderling niet alleen onberispelijk moet zijn in huis en karakter, maar bovenal een man moet zijn die diep gehecht is aan de leer van de Schrift. Zijn gezag en taak als herder-leraar zijn niet gebaseerd op natuurlijke bekwaamheden of aantrekkingskracht, maar op zijn trouw aan het Woord en zijn vermogen om dat Woord getrouw en duidelijk te communiceren. Hij moet kunnen onderwijzen ter opbouw van de gemeente en tegensprekers weerleggen met gezond onderwijs, niet door eigen inzicht, maar door het recht snijden van de Schrift. De preek benadrukt dat deze toewijding aan Gods Woord het geestelijke fundament vormt voor ware bemoediging, zuiver onderricht en het weren van dwaalleer in de gemeente.
Kernpunten van de preek
- Een ouderling moet vasthouden aan het betrouwbare woord dat overeenkomstig de leer is.
- Bekwaamheid om te onderwijzen betekent: Gods Woord recht snijden en toepassen, niet welbespraaktheid.
- Gezond onderwijs is het middel waarmee de gemeente wordt opgebouwd en bemoedigd.
- Alleen met gezond onderwijs kan dwaalleer en verwarring worden weerlegd.
- Doctrine is essentieel voor geestelijke groei, heiliging en volharding.
- Een ouderling is geen motivational speaker maar een dienaar van het Woord.
- Ouderlingen zonder vaste overtuiging over de Schrift zijn kwetsbaar voor afwijken en pragmatisme.
Geciteerde Schriftgedeelten
1 Timotheüs 3:2 | Titus 1:9 | Efeze 4 | Mattheüs 6:24 | 1 Thessalonicenzen 5:14 | Job 2:3 | Spreuken 3:18 | Romeinen 12:2 | Filippenzen 4:8 | 1 Thessalonicenzen 4:3-5 | Johannes 17:17 | 1 Timotheüs 4:13,15-16 | 2 Timotheüs 2:15; 3:14-17; 1:13; 4:1-5 | Psalm 12:7 | Deuteronomium 17:18-20 | Maleachi 2:7 | Ezechiël 3:17 | Handelingen 20:32 | 2 Johannes 1:7-11 | 2 Korinthe 10:10 | 1 Korinthe 2:1-5 | Titus 1:10-11; 2 | 1 Timotheüs 1:7-11; 6:3-5 | Judas 1:4 | Romeinen 5:8; 8:1,12