Maar ik ben ook niet perfect… Oprecht of een obstakel?
(19) Broeders, als iemand onder u van de waarheid is afgedwaald en een ander doet hem terugkeren, (20) weet dan dat hij die een zondaar van zijn dwaalweg doet terugkeren, een ziel zal redden van de dood en een menigte van zonden zal bedekken.
Jakobus 5:19-20
“Maar ik ben ook niet perfect”, “Ik zondig ook vaak”, “Het is niet aan mij om te oordelen”… Het zijn woorden die we allemaal wel eens gehoord hebben, misschien zelfs uitgesproken. Op het eerste gezicht lijken ze nederig en eerlijk, een gezonde erkenning van onze menselijke gebrokenheid. Maar wat bedoelen we echt als we dit zeggen? Voor sommigen is het een oprechte uiting van angst om hypocriet over te komen, een verlangen om anderen niet de indruk te geven dat ze zichzelf boven hen stellen. Voor anderen kan het een manier zijn om ongemakkelijke gesprekken of verantwoording te vermijden. Hoe goedbedoeld ook, deze woorden kunnen een obstakel vormen in ons geestelijk leven, zowel voor onszelf als voor degenen die God ons oproept te dienen.
De geschiedenis en ontwikkeling van een gevaarlijke reactie
De woorden “Maar ik ben ook niet perfect” klinken tegenwoordig bijna als een standaardreactie binnen christelijke gemeenschappen. Deze houding lijkt een subtiele, maar gevaarlijke verschuiving te markeren in hoe we omgaan met correctie, zonde en geestelijke verantwoordelijkheid. Wat opvalt, is dat deze reactie geen duidelijke wortels heeft in de Schrift of in de vroegste geschriften en praktijken van de kerk. In plaats daarvan lijkt het een relatief moderne ontwikkeling te zijn, geworteld in een bredere culturele en geestelijke context.
De Schrift en vroege kerkgeschiedenis
In Gods Woord vinden we een compleet andere houding ten opzichte van correctie en verantwoordelijkheid. Profeten, apostelen en de Heere Jezus zelf confronteerden openlijk zonde, vaak zonder enige terughoudendheid om als “hard” of “oordeelend” over te komen. Correctie werd gezien als een uiting van liefde en gehoorzaamheid aan God.
De apostel Paulus schrijft bijvoorbeeld in Galaten 6:1 dat geestelijke correctie moet plaatsvinden in een geest van zachtmoedigheid, waarbij degene die corrigeert zichzelf ook zorgvuldig onderzoekt, om niet in zonde te vervallen. Dit benadrukt zowel de noodzaak van correctie als een houding van nederigheid en zelfbewustzijn. De Heere Jezus roept in Johannes 7:24 op tot een rechtvaardig oordeel, dat niet gebaseerd is op uiterlijke schijn, maar op Gods waarheid. In Mattheüs 7:3-5 benadrukt Hij dat we, voordat we anderen corrigeren, eerst de “balk” uit ons eigen oog moeten verwijderen. Dit betekent dat we eerlijk naar ons eigen leven moeten kijken en geen hypocriet oordeel mogen vellen, maar het doel blijft dat we anderen kunnen helpen om geestelijk te groeien.
Ook in de vroege kerkgeschiedenis, zoals gedocumenteerd in geschriften van kerkvaders als Augustinus, Ireneüs en Tertullianus, was er een sterke nadruk op wederzijdse correctie en tucht binnen de gemeenschap. Zonde werd gezien als een ernstige breuk in de relatie met God en de gemeenschap, die niet genegeerd of afgezwakt mocht worden. De kerk was eerder bezorgd om te weinig correctie dan om teveel, omdat ze begreep dat heiliging een gezamenlijk proces is.
Een modern fenomeen
De reactie “Ik ben ook niet perfect” lijkt haar intrede te hebben gedaan in de latere eeuwen, met name vanaf de opkomst van de Verlichting (18e eeuw). Dit was een tijd waarin individuele autonomie en subjectieve waarheid steeds meer de boventoon gingen voeren. De mens kwam centraal te staan en het idee dat je anderen zou corrigeren werd gezien als een bedreiging voor persoonlijke vrijheid.
In de 20e eeuw werd deze houding verder versterkt door de opkomst van psychologische en therapeutische benaderingen. Ook in de gemeente. De nadruk verschoof van objectieve waarheid en geestelijke groei naar persoonlijke welzijn en emotionele balans. In kerken ontstonden bewegingen die de boodschap van genade benadrukten, maar soms ten koste van het Bijbelse evenwicht met waarheid en heiligheid. Correctie en tucht werden als “streng” of “onvriendelijk” gezien en het idee dat “iedereen fouten maakt” werd een gangbaar excuus om confronterende gesprekken te vermijden.
De postmoderne tijdgeest, die vanaf het midden van de 20e eeuw dominant werd, versterkte dit fenomeen nog verder. Waar de moderniteit de nadruk legde op de kracht van de mens en rationaliteit, bracht het postmodernisme een sceptische houding tegenover absolute waarheden. In deze context werden uitspraken als “Ik ben ook niet perfect” een veilige haven voor mensen die zich ongemakkelijk voelden bij het idee van objectieve normen en verantwoordelijkheid. Iedereen kreeg zijn “eigen waarheid,” en het aanspreken van zonde werd gezien als arrogant of veroordelend.
In kerken leidde dit tot een cultuur waarin het ongemakkelijk werd om correctie te ontvangen of te geven. De focus verschoof van gezamenlijke heiliging naar persoonlijke ervaring en zelfacceptatie. Het gevolg was dat uitspraken als “Ik ben ook niet perfect” steeds meer een manier werden om confrontatie uit de weg te gaan, in plaats van een oprechte erkenning van zwakheid.
Het hart erachter
Wat zeggen deze uitspraken eigenlijk over onze houding tegenover correctie, verantwoordelijkheid en zonde? De uitspraken kunnen namelijk op verschillende manieren worden bedoeld en ontvangen. Soms komen ze voort uit een oprecht en eerlijk hart, een erkenning van menselijke zwakheid en een nederige afhankelijkheid van Gods genade. In andere gevallen kunnen ze een verdediging zijn, een manier om verantwoordelijkheid te vermijden of zelfs een subtiele relativering van zonde. Wat de intentie ook is, het is waardevol om het hart achter deze uitspraak te onderzoeken. Het is immers niet de woorden zelf, maar de houding en intentie erachter die bepalen of ze bijdragen aan geestelijke groei en heiliging, of juist een obstakel vormen.
1. Eerlijkheid en Bijbelse zelfkennis
In sommige gevallen komen dit soort uitspraken voort uit een oprechte erkenning van onze gebrokenheid en zondigheid. Dit kan een gezonde houding weerspiegelen van eerlijkheid en nederigheid. Bijbels gezien is het goed om ons bewust te zijn van onze eigen beperkingen en afhankelijkheid van Gods genade. Het erkennen van onze zondigheid is niet alleen juist, maar zelfs essentieel voor een Bijbels wereldbeeld. Eerlijkheid over onze zwakheden voorkomt dat we vervallen in huichelarij. In 1 Johannes 1:8-10 wordt benadrukt dat wie beweert geen zonde te hebben, zichzelf bedriegt en de waarheid niet in zich heeft. Toch kan zelfs deze eerlijke houding valkuilen bevatten als we niet waakzaam blijven.
Waar zit het gevaar?
Het gevaar bestaat dat eerlijkheid over onze zonden verandert in een excuus om niet te streven naar heiliging. Bijvoorbeeld: “Ik ben ook maar een mens” kan onbewust een rechtvaardiging worden voor het blijven in een zondige situatie. Dit staat haaks op de oproep van de Schrift om te groeien in heiliging: “Zoals Hij die u geroepen heeft, heilig is, word zo ook zelf heilig in heel uw levenswandel” (1 Petrus 1:15).
Een ander gevaar ligt hem in het impliciet kunnen aangeven dat je je niet geroepen voelt om anderen te corrigeren of aan te sporen. Hoewel nederigheid goed is, mag het niet leiden tot passiviteit. De Schrift roept ons op om elkaar aan te moedigen en te vermanen in liefde (Hebreeën 10:24-25, Galaten 6:1).
2. Relativering van zonde
Uitspraken als “Ik ben ook niet perfect” kan soms een subtiele manier zijn om zonde te relativeren. Het erkent weliswaar dat niemand zonder zonde is, maar kan tegelijkertijd de ernst van zonde verminderen door deze te normaliseren als iets onvermijdelijks en onbelangrijks. In plaats van zonde te zien als een ernstig probleem dat onze relatie met God schaadt en dat bekering vereist, wordt het gereduceerd tot een algemeen menselijke tekortkoming die iedereen deelt en daarom minder zwaar lijkt te wegen.
Waar zit het gevaar?
Relativering van zonde is Bijbels gezien een ernstig probleem. De Schrift laat duidelijk zien dat zonde geen kleine of te verwaarlozen zaak is. Zonde is een schending van Gods heiligheid en gerechtigheid en vereist bekering en vergeving door het offer van Christus. Romeinen 6:1-2 maakt dit heel duidelijk: “Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt? Volstrekt niet!” Zonde mag nooit worden gebagatelliseerd, omdat het niet alleen de heiligheid van God beledigt, maar ook de groei in heiliging van een discipel belemmert.
Hoewel het waar is dat “allen gezondigd hebben en de heerlijkheid van God missen” (Romeinen 3:23), wordt zonde in de Schrift nooit voorgesteld als iets om mee te berusten. Integendeel, de nadruk ligt op bekering, het afleggen van de oude natuur en het streven naar heiliging (Efeze 4:22-24). Door zonde te relativeren, verliezen we het zicht op de ernst ervan en op de noodzaak om er radicaal mee te breken.
Wanneer zonde wordt gerelativeerd, ontstaat het gevaar dat zonde binnen een kerkelijke gemeenschap wordt getolereerd of zelfs geaccepteerd. Dit leidt niet alleen tot geestelijke stagnatie, maar ondermijnt ook het getuigenis van de gemeente. Paulus waarschuwt hiertegen in 1 Korinthe 5:6-7. Door relativering van zonde verliest Gods genade ook haar diepere betekenis. Genade wordt “goedkoop “wanneer we vergeten wat het ons heeft gekost: het offer van Jezus Christus aan het kruis.
Relativering van zonde kan mensen ook ontmoedigen om daadwerkelijk te breken met zonde. De gedachte “Iedereen doet het toch?” kan een excuus worden om niet tot bekering te komen, terwijl de Heere Jezus juist oproept tot radicale gehoorzaamheid: “Ga heen en zondig niet meer” (Johannes 8:11).
Confrontatie met zonde, zowel in onszelf als in anderen, is ongemakkelijk en confronterend. Door zonde te relativeren, creëren we (on)bewust een veilige afstand tussen onszelf en de noodzaak om verantwoordelijkheid te nemen of verandering na te streven. Het is een vorm van zelfbescherming die de ernst van Gods heiligheid en gerechtigheid uit het oog verliest.
3. Een vals begrip van nederigheid
Nederigheid wordt in de Schrift geprezen als een deugd die ons helpt om onszelf eerlijk te zien in relatie tot God en anderen. Het is een houding van afhankelijkheid van Gods genade en een bereidheid om anderen te dienen (Filippenzen 2:3-4). Maar wanneer nederigheid verkeerd wordt begrepen, wordt het een obstakel in plaats van een deugd, vooral in het omgaan met correctie en verantwoordelijkheid.
Wat is vals begrip van nederigheid?
Een vals begrip van nederigheid is een houding waarin iemand:
- Zijn eigen tekortkomingen benadrukt om verantwoordelijkheid te ontwijken.
- Correctie of discipelschap vermijdt uit angst om arrogant of veroordelend over te komen.
- Zichzelf “klein” houdt op een manier die niet geworteld is in afhankelijkheid van God, maar eerder in een valse vorm van zelfbescherming.
Dit lijkt op het eerste gezicht oprecht, maar is in werkelijkheid een verkapte vorm van trots. Het benadrukt namelijk nog steeds het eigen “ik” – niet vanuit een gevoel van superioriteit, maar juist door overdreven te focussen op eigen zwakheden.
Waar zit het gevaar?
Een vals begrip van nederigheid is Bijbels gezien problematisch omdat het niet overeenkomt met wat Gods Woord ons leert over ware nederigheid. Zo is ware nederigheid nooit passief. Het veronderstelt niet het vermijden van verantwoordelijkheid of onze roeping tot discipelschap negeren. Paulus, een man die zijn zwakheden erkende (1 Timotheüs 1:15), durfde nog steeds anderen aan te sporen en te corrigeren, omdat hij wist dat zijn kracht en autoriteit voortkwamen uit God, niet uit zichzelf (2 Korinthe 10:1-2).
Bovendien is schijn-nederigheid een geraffineerde manier om trots te maskeren. Hoewel het zich voordoet als een eerlijke erkenning van eigen zwakheid, blijft de focus vaak nog steeds op het eigen “ik” liggen. Het benadrukken van onze tekortkomingen kan oprecht lijken, maar kan ook dienen als een middel om kritiek te ontwijken. Door te zeggen: “Ik ben ook niet perfect”, lijkt het alsof we onszelf al hebben beoordeeld, waardoor anderen minder snel geneigd zijn om dat te doen. Dit is geen nederigheid, maar een strategie van zelfbescherming die in wezen gericht is op trots.
Een Bijbelse kijk en reactie
Gods Woord spoort ons aan om eerlijk te zijn over onze zonden en tekortkomingen, maar altijd in het licht van Gods genade en waarheid. De apostel Paulus geeft een prachtig voorbeeld in Romeinen 7:18-25, waar hij zijn worsteling met de zonde beschrijft, maar uiteindelijk wijst op de Heere Jezus Christus als de enige oplossing. Deze eerlijkheid is niet bedoeld om ons te verlammen, maar om ons te drijven tot bekering en dankbaarheid voor Gods genade. Tegelijkertijd moeten we waakzaam zijn dat eerlijkheid niet verandert in zelfgenoegzaamheid. Het bewustzijn van onze zonde moet ons aansporen tot heiliging. De Schrift roept ons op om de oude mens af te leggen en de nieuwe mens aan te trekken, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid (Efeze 4:22-24). Eerlijkheid is pas vruchtbaar als het ons drijft tot bekering, gehoorzaamheid en een leven dat steeds meer conform Christus wordt.
Daarnaast zien we keer op keer In de Schrift dat we niet alleen verantwoordelijkheid dragen voor ons eigen geestelijk leven, maar ook voor dat van elkaar. Gods Woordl is doordrenkt met “elkaar” of “elkander”-verzen die de nadruk leggen op onze wederzijdse zorg en betrokkenheid. We worden opgeroepen om elkaar lief te hebben (Johannes 13:34), elkaar te vermanen (Hebreeën 3:13), en elkaar te bemoedigen (1 Thessalonicenzen 5:11). Ook met betrekking tot zonde is deze wederzijdse verantwoordelijkheid duidelijk. Jakobus 5:16 zegt: “Belijd elkaar de overtredingen en bid voor elkaar, opdat u gezond wordt.” We mogen en kunnen niet wegkijken wanneer zonde zichtbaar wordt in ons midden. Zonde negeren of bagatelliseren is geen uiting van liefde, maar van onverschilligheid. Ware liefde spreekt waarheid in liefde (Efeze 4:15) en zoekt de geestelijke groei en heiliging van de ander. Het is onze gezamenlijke verantwoordelijkheid om elkaar te helpen groeien in gehoorzaamheid aan Christus, zelfs als dat betekent dat we moeilijke gesprekken moeten aangaan. Wegkijken of zwijgen is niet liefdevol; het is nalatigheid in onze roeping als broeders en zusters in Christus.
Conclusie
Inderdaad, je bent niet perfect. Ja, je zondigt nog steeds. Maar dat is niet het einde van het verhaal. Het is ook niet het uitgangspunt van onze wandel. We gaan niet uit van onszelf of onze eigen kracht, want die is ontoereikend. In plaats daarvan vertrouwen we op Hem Die volmaakt is, Jezus Christus, onze Heiland, en op wat Hij voor ons heeft volbracht. Door Zijn volmaakte offer zijn wij gerechtvaardigd en kunnen wij in Hem volmaakt worden. Zoals Kolossenzen 2:10 ons bemoedigt: “En u bent volmaakt geworden in Hem, Die het Hoofd is van iedere overheid en macht.” Het is in Christus dat onze volmaaktheid ligt, niet in onszelf, maar in Degene Die ons volledig heeft verlost en ons vormt naar Zijn beeld.
Deel artikel