De kwalificaties voor een ouderling (deel 1): goed leiding geven aan zijn eigen huis

Audio Download

In deze preek wordt stilgestaan bij de eerste kwalificatie voor het ambt van ouderling: goed leiding geven aan zijn eigen huis. Er wordt uitgelegd dat de geschiktheid van een man om ouderling te zijn niet afhangt van zijn competenties, maar van zijn door God gevormde karakter, zichtbaar in zijn relatie tot vrouw en kinderen. De preek benadrukt dat een ouderling, als hij getrouwd is, een man moet zijn die zijn vrouw liefheeft en toegewijd is aan haar; geen man die door lust wordt gekenmerkt. Als hij kinderen heeft, moet hij hen onderdanig weten te houden in alle waardigheid, wat geen tirannie inhoudt, maar opvoeding in liefde, voorbeeld en onderwijzing. Het begrip ‘gelovige kinderen’ wordt in deze context uitgelegd als gehoorzame of trouwe kinderen. De preek waarschuwt voor verkeerde opvattingen uit de cultuur over opvoeding en stelt dat geestelijk leiderschap begint in het gezin. Het getuigenis van een ouderling thuis is bepalend voor zijn geloofwaardigheid in de gemeente. Wanneer hij zijn huis goed bestuurt, is dat een basisvoorwaarde om ook als voorbeeld voor de gemeente te kunnen dienen.

Kernpunten van de preek

  • De geschiktheid van een ouderling wordt primair bepaald door zijn karakter, niet door zijn gaven.
  • Een ouderling moet, als hij getrouwd is, toegewijd zijn aan zijn vrouw en gekenmerkt worden door zuiverheid.
  • De manier waarop een man zijn huis leidt, weerspiegelt hoe hij de gemeente zal dienen.
  • Slecht leiderschap in het gezin heeft onvermijdelijk gevolgen voor de gemeente.
  • Ouderlingen zijn voorbeelden voor de kudde; hun levenswandel is navolgbaar.

 

Geciteerde Schriftgedeelten

1 Timotheüs 3:2-5 | Titus 1:6 | Johannes 14:15 | Efeze 5:3 | Efeze 6:4 | Kolossenzen 3:21 | 1 Petrus 5:3 | Hebreeën 13:7 | Spreuken 18:22 | 1 Samuël 1:9-15 | 1 Samuël 2:12-36