Weinig taken die God aan de mens toevertrouwt, zijn zo fundamenteel en hebben zulke verstrekkende, eeuwige gevolgen als de opvoeding van kinderen. Bijbels opvoeden is een heilige roeping die geworteld is in het verbond van God, gericht is op het vormen van het hart naar de vreze des Heeren en uitgevoerd wordt in totale afhankelijkheid van Zijn genade.
Het bijbelse fundament van opvoeden
De Bijbelse visie op opvoeding is volledig gefundeerd op de theologische pijlers die God in Zijn Woord openbaart. Het startpunt voor deze visie is het inzicht dat kinderen een gave zijn, een erfelijk bezit van de HEERE. De psalmist belijdt:
Zie, kinderen zijn het eigendom van de HEERE,
de vrucht van de schoot is Zijn beloning.
– Psalm 127:3
De termen “eigendom” en “beloning” framen kinderen als een zegen die soeverein door God wordt geschonken. Dit perspectief verandert alles. Het verplaatst de focus van wat wij als ouders willen of presteren, naar wat wij van God in beheer hebben ontvangen. Opvoeden is daarom een daad van rentmeesterschap. Wij voeden kinderen gegeven door de HEERE op en zijn aan Hem verantwoording schuldig voor hoe wij met Zijn kostbare gave omgaan.
Deze gave van God komt met een heilige roeping. God Zelf roept ouders op om de primaire opvoeders van hun kinderen te zijn in Zijn wegen. Deze opdracht klinkt met grote nadruk in Deuteronomium, waar Mozes het volk instrueert nadat hij de geboden van God heeft herhaald:
(6) Deze woorden, die ik u heden gebied, moeten in uw hart zijn. (7) U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken, als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u opstaat. – Deuteronomium 6:6-7
De betekenis van deze tekst is rijk en veelzeggend. Ten eerste moet het Woord in het hart van de ouder zijn. Ware christelijke opvoeding kan alleen voortkomen uit een leven dat zelf door de Schrift wordt beheerst. Ten tweede is het onderwijzen (“inprenten”) geen wekelijkse activiteit, maar een voortdurend, alomvattende praktijk dat verweven is met het hele leven. Het Nieuwe Testament bevestigt deze ouderlijke roeping in de opdracht:
En vaders, wek geen toorn bij uw kinderen op, maar voed hen op in de onderwijzing en de terechtwijzing van de Heere. – Efeze 6:5
Deze roeping aan individuele ouders functioneert binnen de bredere context van Gods verbond met Zijn volk. De opvoeding is het door God ingestelde middel om Zijn verbondswaarheden door te geven van de ene generatie op de andere, zoals Psalm 78 leert.
(5) Want Hij heeft een getuigenis ingesteld in Jakob,
een wet vastgesteld in Israël;
die heeft Hij onze vaderen geboden
om ze hun kinderen bekend te maken,
(6) opdat de volgende generatie ze zal kennen,
de kinderen die geboren zullen worden,
en zij opstaan en ze weer aan hun kinderen vertellen;
(7) zodat zij hun hoop op God stellen
en Gods daden niet vergeten,
maar Zijn geboden in acht nemen,
– Psalm 78:5-7
Dit perspectief geeft opvoeding een heils-historische betekenis. Opvoeden is meer dan het grootbrengen van een individu. Het is het bijdragen aan de opbouw van het volk van God door de eeuwen heen, in het vertrouwen dat God Zijn verbondsbeloften van generatie op generatie trouw is.
De taak van ouders in de opvoeding
De uitoefening van de ouderlijke roeping begint met een realistische, Bijbelse diagnose van het kind. De Schrift leert dat een kind geen onbeschreven blad of een van nature goed wezen is. Vanwege de zondeval wordt elk kind geboren met een hart dat geneigd is tot het kwade. Spreuken 22:15 leert dat dwaasheid aan het hart van een jongen geketend is. Dit uitgangspunt is cruciaal, want het betekent dat opvoeding geen proces is van het simpelweg faciliteren van zelfontdekking, maar van actieve vorming, onderwijzing en correctie.
De taak van de ouders is daarom breed en omvat meerdere, onlosmakelijk verbonden aspecten. Het begint met voeden en voorleven. Dit omvat de vanzelfsprekende plicht om te voorzien in de fysieke en emotionele behoeften van het kind en het creëren van een veilige en liefdevolle omgeving. De meest fundamentele vorm van voeding is echter het voorbeeld van de ouders zelf. Een leven van oprecht geloof, berouw, vergeving en liefde voor God is een diep getuigenis voor een kind.
Vanuit dit geleefde voorbeeld volgt de taak van het actieve onderwijzen in de waarheid. Dit is de concrete toepassing van het gebod uit Deuteronomium 6. Het is meer dan alleen voorlezen voor het slapengaan. Het is het aanwenden van alledaagse momenten om te spreken over wie God is, wat Hij heeft gedaan in Christus en hoe Zijn Woord van toepassing is op elke situatie.
Omdat het hart van het kind zondig is, is onderwijs alleen niet voldoende. De Schrift roept ouders ook op tot corrigeren in liefde. Dit is wellicht het meest tegen-culturele aspect van de Bijbelse opvoeding. Bijbelse tucht is geen uiting van woede of frustratie. Het is een liefdevolle, weloverwogen correctie die gericht is op het welzijn en het herstel van het kind. Het is fundamenteel anders dan vergeldende straf. De straf die de zonde verdient, is door Christus aan het kruis gedragen. Ouderlijke tucht is een vormend middel in de handen van God dat, hoewel het op het moment zelf verdriet veroorzaakt, “later een vreedzame vrucht van gerechtigheid geeft aan hen die erdoor geoefend zijn”.
Het doel van opvoeding
Het doel van Bijbels opvoeden is niet primair het produceren van goedgemanierde, succesvolle of gehoorzame kinderen. Hoewel dit wenselijke vruchten zijn, richt de Schrift onze blik op een dieper doel: het bereiken van het hart van het kind. In Spreuken 23:26 lezen we:
Mijn zoon, geef mij je hart,
en laten je ogen behagen scheppen in mijn wegen.
– Spreuken 23:26
Gods primaire interesse ligt niet in het uiterlijke gedrag, maar in de innerlijke toewijding van het hart. De opvoeding is daarom een voortdurende inspanning om voorbij het gedrag te kijken en het hart van het kind te vormen.
Dit hart wordt gevormd tot één allesomvattende deugd: de vreze des HEEREN. Dit is de rode draad door het hele boek Spreuken:
Het beginsel van wijsheid is de vreze des HEEREN
en de kennis van de heiligen is inzicht.
– Spreuken 9:10
Deze ‘vreze’ is een diep, liefdevol en eerbiedig ontzag voor God als de heilige, soevereine Schepper en Verlosser. Het is een hartelijke erkenning van Zijn gezag en een verlangen om te leven tot Zijn eer. Het doel van alle onderwijzing, correctie en voorleven is om dit ontzag voor God in het hart van het kind te wekken.
Omdat het hart van nature zondig is, is dit doel onbereikbaar door opvoedkundige technieken alleen. Het onderwijzen van Gods wet en het corrigeren van de zonde heeft een onmisbare functie. Het ontmaskert de zonde in het hart van het kind en overtuigt het van zijn of haar nood aan genade. Het doel van de opvoeding is daarom ultiem Christocentrisch. Alle wegen van onderwijs en tucht moeten uiteindelijk leiden naar het kruis. Het doel is om het kind te richten op Christus als de enige Redder van de zonde en de enige Bron van een nieuw hart dat God werkelijk kan vrezen en liefhebben. De opvoeding is geslaagd, niet wanneer een kind perfect gehoorzaamt, maar wanneer het zijn eigen onmacht erkent en in geloof zijn toevlucht neemt tot de genade van God in Christus.
De hoop en afhankelijkheid van Gods genade
De hoge roeping van christelijke opvoeding kan een verlammend gevoel van onmacht veroorzaken. Welke ouder is volmaakt in zijn voorbeeld? Wie onderwijst altijd met wijsheid en corrigeert altijd in volmaakte liefde? De erkenning van onze eigen zwakheid en zonde in dit proces is geen reden tot wanhoop, maar juist het beginpunt van ware, Bijbelse opvoeding. Het drijft ons tot de enige Bron van kracht.
Een taak van een christelijke ouder is daarom onophoudelijk bidden. De opvoeding is een geestelijke strijd om het hart van een kind en geestelijke strijd wordt gevoerd met geestelijke wapens. Ouders zijn geroepen tot een leven van voortdurend, volhardend gebed voor hun kinderen. Gebed om wijsheid voor henzelf, gebed om de opening van het hart van hun kind en gebed om de beschermende hand van God over hun leven. Het besef van onmacht leidt tot een radicale afhankelijkheid van de Heilige Geest, die alleen een nieuw hart kan schenken.
De hoop van de christelijke ouder ligt uiteindelijk niet in zijn eigen opvoedkundige bekwaamheid, maar in de soevereiniteit van God en de kracht van Zijn Woord. God Zelf heeft beloofd dat Zijn Woord nooit ledig tot Hem terugkeert. Dit betekent niet dat er een belofte ligt dat ieder kind automatisch tot geloof zal komen, maar wel dat God Zijn eigen Woord krachtig en doelmatig gebruikt overeenkomstig Zijn wil.
De ouder kan het zaad water geven door gebed en een godvrezend leven. Maar het is God Zelf Die de groei geeft. Onze hoop is gevestigd op de belofte dat God door Zijn Woord en Geest werkt, vaak op manieren en tijden die wij niet kunnen zien of bepalen. Opvoeding is daarom een daad van geloof. Trouw de middelen gebruiken die God heeft gegeven en de uitkomst vol vertrouwen overlaten aan Hem.
Conclusie
De opdracht tot opvoeding mag nooit worden beschouwd als een vrijblijvend advies of een van de vele taken in het leven. Het is een heilig gebod van de soevereine God, met een gewicht en een urgentie die vergelijkbaar is met de meest fundamentele opdrachten in de Schrift. Net zoals we het gebod om God lief te hebben niet lichtzinnig mogen opvatten, zo moeten we ook de opdracht om de volgende generatie te onderwijzen in de vreze des Heeren met de grootste ernst benaderen.
De gewichtigheid van deze taak ligt in de eeuwige consequenties die eraan verbonden zijn. Ouders vormen niet slechts een karakter voor de maatschappij, maar een ziel voor de eeuwigheid. Dit illustreert de plechtige realiteit dat de opvoeding een directe invloed heeft op de geestelijke en eeuwige bestemming van een kind.
Deze verantwoordelijkheid betekent dat ouders rekenschap zullen moeten afleggen aan God. Als rentmeesters zullen zij op de dag van het oordeel verantwoording moeten afleggen voor de manier waarop zij de gave die God hun heeft toevertrouwd, hebben beheerd. Dit is geen gedachte die bedoeld is om ouders te verlammen met angst, maar om hen te doordringen van de heilige ernst van hun roeping. Het besef van deze gewichtigheid weert een passieve, gemakzuchtige opvoeding af en drijft tot voortdurende afhankelijkheid van Gods genade, die alleen in staat stelt deze taak tot Zijn eer te volbrengen.