De plaats van politieke betrokkenheid in het leven van de christen behoort tot de meest complexe en omstreden vragen van het christelijk bestaan in de wereld. De gelovige wordt voortdurend verleid om zijn ‘politieke’ denken te laten bepalen door de ideeën en ideologieën van de tijd. Gods Woord wijst een fundamenteel andere weg. De Schrift begint bij de erkenning van Gods soevereiniteit over alle aardse machten en de unieke identiteit van de gelovige als burger van het hemelse Koninkrijk. Vanuit dit fundament kan een kader worden ontwikkeld om politieke vraagstukken te beoordelen en de verantwoordelijkheid van de christen in de maatschappij trouw en wijs in te vullen.
De plaats van politiek in Gods heilsplan
De realiteit die de Schrift presenteert, is dat alle aardse autoriteit haar oorsprong vindt in God. De profeet Daniël belijdt deze waarheid na de openbaring van Nebukadnezars droom:
(20) Daniël nam het woord en zei:
De Naam van God zij geloofd
van eeuwigheid tot in eeuwigheid,
want van Hem is de wijsheid en de kracht.
(21) Hij verandert de tijden en tijdstippen,
Hij zet koningen af en stelt koningen aan,
Hij geeft de wijsheid aan wijzen,
de kennis aan wie verstand hebben.
– Daniël 2:20-21
De apostel Paulus bevestigt dit principe in het Nieuwe Testament met een universele stelling:
Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn, want er is geen gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God ingesteld, – Romeinen 13:1
Politieke machten, van lokale overheden tot wereldrijken, bestaan en functioneren uitsluitend binnen het kader van Gods soevereine wil. God gebruikt deze instellingen om orde te bewaren en het kwaad te beteugelen. Na de zondvloed stelde God de basis voor menselijke regering in door de mens de verantwoordelijkheid te geven om recht te spreken over bloedvergieten. De overheid is een dienares van God, ingesteld om het kwaad te straffen en het goede te beschermen.
De Schrift is echter even duidelijk over de grenzen van de politieke macht. Het doel van de overheid is het handhaven van uiterlijke, burgerlijke gerechtigheid, niet het bewerken van innerlijke, geestelijke verlossing. De Heere Jezus Christus Zelf maakt dit onderscheid volkomen helder in Zijn verhoor voor Pilatus:
Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Als Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik niet aan de Joden overgeleverd zou worden, maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier. – Johannes 18:36
Het Koninkrijk van Christus is van een andere orde. Politiek kan nooit de verlossing brengen die alleen door het kruis van Christus wordt bewerkt. De hoop van de gelovige is daarom nooit gevestigd op een politiek systeem of een menselijke leider.
Binnen deze realiteit heeft de gelovige wel een duidelijke verantwoordelijkheid. Als burger van het hemelse Koninkrijk is hij een vreemdeling en bijwoner op aarde, wiens primaire loyaliteit bij zijn Koning ligt. Vanuit die positie wordt hij geroepen om als zout en licht een invloed ten goede uit te oefenen in de wereld. De geschiedenis van Israël en de kerk toont aan hoe God Zijn heilsplan uitvoert, ondanks en vaak dwars door de handelingen van menselijke regeringen heen. De christen neemt deel aan de politieke werkelijkheid als getuige van de rechtvaardigheid en de heerschappij van de Koning Wiens Koninkrijk eeuwig is.
Christus is Koning boven alle machten
De waarheid die het politieke denken van een christen hoort vorm te geven, is dat Jezus Christus de Koning is over alle koningen en de Heer over alle heren. Zijn autoriteit is niet beperkt tot de gemeente, maar strekt zich uit over elke aardse macht, elke regering en elke heerser.
Psalm 2 schetst een levendig en profetisch beeld van deze realiteit. De psalm beschrijft hoe de koningen van de aarde in opstand komen en samenspannen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde. God lacht om hun plannen en maakt Zijn vast besluit bekend:
(4) Die in de hemel woont, zal lachen,
de Heere zal hen bespotten.
(5) Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn,
in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen.
(6) Ik heb Mijn Koning toch gezalfd
over Sion, Mijn heilige berg.
– Psalm 2:4-6
Deze psalm stelt vast dat alle menselijke politieke rebellie uiteindelijk ijdel en dwaas is in het licht van de door God aangestelde, soevereine heerschappij van Zijn Zoon.
Het Nieuwe Testament openbaart dat Jezus Christus deze Koning is. Zijn koningschap is niet slechts een toekomstige belofte, maar een huidige realiteit. Paulus legt uit dat het recht van Christus om te heersen geworteld is in Zijn werk als Schepper.
Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen. – Kolossenzen 1:16
Omdat Hij de Bron en het Doel van alle autoriteit is, is Hij ook de rechtmatige Heerser erover.
Na Zijn opstanding en hemelvaart is Christus nu gezeten aan de rechterhand van de Vader, een positie van ultieme autoriteit. Paulus schrijft dat God Hem heeft gezet:
ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende. – Efeze 1:21
De taak van de overheid volgens de Schrift
Het gezag dat God aan de overheid delegeert, is verbonden aan een specifieke, door Hem gedefinieerde taak. De apostel Paulus beschrijft de overheid als Gods instrument om het kwaad in de samenleving te bestraffen:
Zij is immers Gods dienares, u ten goede. Als u echter kwaad doet, vrees dan, want zij draagt het zwaard niet zonder reden. Zij is namelijk Gods dienares, een wreekster tot straf voor hem die het kwade doet. – Romeinen 13:4
De instelling van de menselijke overheid is geworteld in het karakter van God Zelf. Hij is een God van orde. Zijn troon is gegrondvest op recht en gerechtigheid. Het doel is om de samenleving te bewaren voor totale anarchie en een mate van uiterlijke orde en recht te handhaven, zodat het menselijk leven kan bestaan.
Tegelijkertijd moeten we erkennen dat, hoewel de instelling van de overheid goddelijk is, de uitoefening ervan menselijk is. De overheid bestaat uit gevallen en zondige mensen. Daarom zal zij haar roeping nooit volmaakt uitvoeren. Overheden kunnen incompetent zijn, corrupt worden, of zelfs tiranniek. Zij kunnen falen in het bestraffen van het kwaad, of erger nog, zij kunnen het kwade goed noemen en het goede kwaad. Dit realisme bewaart ons voor zowel een naïef idealisme als een cynische afwijzing van de overheid.
Omdat de overheid feilbaar is, is haar autoriteit niet absoluut. Haar gezag is beperkt tot de burgerlijke sfeer. Wanneer de overheid deze grens overschrijdt en iets gebiedt wat God verbiedt, of iets verbiedt wat God gebiedt, houdt de plicht tot gehoorzaamheid op. De apostelen gaven het heldere voorbeeld toen hun werd verboden om het Evangelie te verkondigen:
Maar Petrus en de apostelen antwoordden en zeiden: Men moet aan God meer gehoorzaam zijn dan aan mensen. – Handelingen 5:29
De houding van de christen tegenover de staat is er een van voorwaardelijke gehoorzaamheid. We eren en onderwerpen ons aan de overheid in haar door God gegeven taak, maar onze ultieme en onvoorwaardelijke gehoorzaamheid behoort alleen toe aan de hoogste Koning, Jezus Christus.
Het normatieve kader van Gods wet
De wet van God, in het bijzonder de Tien Geboden, is meer dan een set van persoonlijke, morele regels. Het is de openbaring van Gods onveranderlijke karakter en de grond voor een rechtvaardige en geordende samenleving. Deze geboden vormen het morele fundament waarop een duurzame beschaving rust.
- Het gebod “U zult niet doodslaan” stelt de heiligheid van het leven vast.
- Het gebod “U zult niet stelen” legt het fundament voor het recht op eigendom.
- Het gebod “U zult geen vals getuigenis spreken” is de basis voor waarheid en rechtspraak.
- Het gebod tegen de begeerte legt de wortel van economische en sociale onrust bloot.
Een christen hoort politiek beleid niet te beoordelen op basis van pragmatisme of partijloyaliteit, maar aan wat God in Zijn Woord heeft vastgesteld.
De profeten van het Oude Testament functioneerden als de predikers die deze wet toepasten op de politieke en sociale realiteit van hun tijd. Zij riepen koningen en het volk voortdurend ter verantwoording op basis van Gods normen. De profeet Micha vat de essentie van Gods eis voor het publieke leven samen:
Hij heeft u, mens, bekendgemaakt wat goed is.
En wat vraagt de HEERE van u
anders dan recht te doen, goedertierenheid lief te hebben
en ootmoedig te wandelen met uw God.
– Micha 6:8
De oproep tot recht doen en goedertierenheid liefhebben is de toepassing van Gods wet. Het is de onophoudelijke roeping om op te komen voor de kwetsbaren, de armen, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen, en om corruptie en onrecht in de structuren van de samenleving te bestrijden.
Voor de christen vormen de wet en de profeten dus samen een normatief kader. Dit kader bevrijdt ons van de noodzaak om te kiezen tussen de vaak valse dilemma’s van moderne politieke partijen. Het geeft ons een Godgerichte maatstaf om elke wet, elk beleidsvoorstel en elke politieke ideologie te beoordelen, in het licht van de onveranderlijke gerechtigheid van God.
Theologische thema’s voor beoordeling van beleid
Vanuit het normatieve kader van Gods wet komen een aantal fundamentele thema’s naar voren die richting geven bij het beoordelen van beleid. Een essentieel thema is de heiligheid van het menselijk leven, die direct voortvloeit uit de scheppingsdaad van God:
En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. – Genesis 1:27
Omdat elk mens, vanaf de conceptie tot de natuurlijke dood, dit beeld draagt, heeft elk leven een door God gegeven, intrinsieke waarde. Dit vormt de onwrikbare basis voor de afwijzing van abortus en euthanasie. Het roept de overheid op haar meest basale taak te vervullen: het beschermen van het leven van haar meest kwetsbare burgers. Dit strekt zich uit tot de gezondheidszorg, waar het pleit voor een ethiek die gericht is op het genezen en verzorgen, in plaats van op het beëindigen van leven.
Een tweede thema is de erkenning van Gods orde in de schepping. Direct na de schepping van de mens stelt God het huwelijk in als een levenslang verbond tussen één man en één vrouw:
Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn. – Genesis 2:24
Dit is het door God gegeven, exclusieve kader voor seksuele intimiteit en de basis voor het gezin. Dit heeft implicaties voor de beoordeling van beleid. Het roept de christen op om wetgeving te ondersteunen die dit unieke verbond erkent en beschermt en ideologieën te verwerpen die de door God geschapen realiteit van twee geslachten ontkennen en de definitie van het huwelijk uithollen.
Direct verbonden aan de scheppingsorde is de roeping tot onderwijs. De Schrift legt de primaire verantwoordelijkheid voor de opvoeding en vorming van kinderen ondubbelzinnig bij de ouders, niet bij de staat. Mozes instrueert in Deuteronomium 6 de vaders van Israël om Gods woorden “uw kinderen in te prenten”. De apostel Paulus herhaalt in Efeze 6:4 de opdracht om kinderen op te voeden “in de onderwijzing en de terechtwijzing van de Heere”. De rol van de overheid is hierin dienend: zij hoort de door God gegeven autoriteit van de ouders beschermen. Een christen zal daarom politiek beleid moeten toetsen aan de vraag of het de vrijheid van ouders om hun kinderen op te voeden in overeenstemming met Gods Woord respecteert en faciliteert. Wanneer de staat, via verplicht seculier onderwijs, een on-Bijbelse moraal opdringt aangaande seksualiteit, gender of de oorsprong van de mens, overschrijdt zij haar gezag en komt zij in conflict met de hogere autoriteit van God.
Een samenleving die is gebouwd op de erkenning van Gods scheppingsorde, wordt geroepen om ook Zijn morele karakter te weerspiegelen. Het derde fundamentele thema voor de beoordeling van politiek beleid is de onophoudelijke roeping tot gerechtigheid en recht.
De Schrift openbaart dat God een hart heeft voor de kwetsbaren en Die rechtvaardigheid eist van degenen die in Zijn naam regeren. Mozes leert Israël over het karakter van de God die zij dienen:
(17) Want de HEERE, uw God, is de God der goden en de Heere der heren; die grote, machtige en ontzagwekkende God, Die niet partijdig is en geen geschenk in ontvangst neemt, (18) Die recht verschaft aan de wees en de weduwe, Die de vreemdeling liefheeft door hem brood en kleding te geven. – Deuteronomium 10:17-18
De politieke ethiek van een christen is geworteld in dit beeld van God. Een overheid, als dienares van God, wordt geroepen om dit goddelijke karakter te reflecteren. Beleid moet daarom worden getoetst aan de vraag: beschermt het de meest kwetsbaren? Dit heeft directe implicaties voor het rechtssysteem, dat onpartijdig moet zijn en voor het sociale beleid, dat een vangnet moet bieden voor de armen, de weduwen, de wezen en de vreemdelingen. Het is de plicht van een rechtvaardige overheid om uitbuiting tegen te gaan en op te komen voor hen die geen stem hebben.
De roeping tot gerechtigheid strekt zich ook uit tot de economische sfeer. De Schrift leert ons dat wij geen eigenaars zijn, maar rentmeesters van alles wat God ons heeft toevertrouwd. De oorspronkelijke opdracht aan de mens was om de aarde te “bewerken en te onderhouden”. Dit vormt de basis voor een Bijbelse economische ethiek.
Deze ethiek staat haaks op een cultuur die gedreven wordt door hebzucht en consumptiedrang. Politiek beleid moet daarom getoetst aan de vraag: moedigt het een duurzaam en verantwoordelijk rentmeesterschap aan, of stimuleert het een onverzadigbaar verlangen naar meer?
Dit dwingt ons om kritisch te kijken naar economische systemen die de zwakkeren uitbuiten. Staatsgefinancierd gokken, bijvoorbeeld, is geen onschuldig vermaak. Het is een systeem dat vaak is gebaseerd op de verslaving en de valse hoop van de armen en het promoot het verlangen naar winst zonder arbeid, wat een perversie is van het Bijbelse werkethos.
Nog destructiever is de industrie van de pornografie. Naast de verwoestende geestelijke en relationele schade voor het individu, is pornografie een miljardenindustrie die is gebouwd op de systematische uitbuiting en ontmenselijking van met name vrouwen. Het reduceert mensen, geschapen naar Gods beeld, tot objecten en handelswaar voor de bevrediging van lust. Een rechtvaardige overheid, geroepen om het kwaad te bestraffen en de kwetsbaren te beschermen, zou een dergelijke industrie moeten bestrijden in plaats van tolereren. Een christen kan, vanuit de roeping tot gerechtigheid en het beschermen van de naaste, een industrie die zo destructief is voor de menselijke waardigheid nooit accepteren.
De thema’s die zijn behandeld, vormen geen uitputtende lijst, maar illustreren een wezenlijke waarheid. De roeping van de christen is om een alomvattend, Bijbels wereldbeeld te ontwikkelen en dit consequent toe te passen op elk terrein van het leven, inclusief de politiek. Dit vereist een groeiende kennis van de hele Schrift, omdat daarin het karakter en de wil van God worden geopenbaard. Alleen vanuit een denken dat gevormd en verzadigd is met Gods Woord, kan de gelovige de verkiezingsprogramma’s, de ideologieën en de daden van politieke partijen op een wijze beoordelen die God eert.
Schijnbare overeenstemming en valse zekerheden
Een van de grootste uitdagingen voor een christen in het politieke domein is het bewaren van geestelijk onderscheidingsvermogen. De leugen presenteert zich vaak in een schijn van waarheid en lijkt daardoor betrouwbaarder dan een openlijke aanval. Dit vraagt om waakzaamheid tegenover valse zekerheden.
Een Bijbels-theologisch kader beschermt de gelovige tegen de verleiding om zich te verbinden aan partijen of ideologieën op basis van een oppervlakkige of selectieve overeenkomst. Er zijn verschillende valkuilen die hieruit voortvloeien.
De meest voorkomende valkuil is het vertrouwen op een vals conservatisme. Dit manifesteert zich in een partij die zich profileert met standpunten die veel christenen aanspreken, zoals verzet tegen de ‘woke’-ideologie of een kritische houding ten opzichte van de islam. Een gelovige kan zich hierdoor snel thuis voelen, terwijl de onderliggende agenda van de partij op andere cruciale punten geworteld kan zijn in on-Bijbelse ideeën. Zo kan een seculier mensbeeld de basis vormen voor het beleid over onderwijs of seksualiteit, waardoor de Bijbelse scheppingsorde wordt ondermijnd.
Hoewel sommige thema’s een groter gewicht hebben, roept de Schrift ons op om “heel de raad van God” te omarmen en niet selectief te winkelen in Zijn geboden. De christen wordt daarom geroepen om verder te kijken dan de populaire strijdpunten en te toetsen of de hele agenda en de onderliggende filosofie van een partij in lijn zijn met het Woord van God.
Uiteindelijk dwingen deze valkuilen de christen tot een onderzoek van zijn eigen motieven. Stemt hij op een partij uit angst voor het verliezen van culturele invloed, in plaats van uit een positief verlangen naar een rechtvaardige samenleving? Is de keuze gedreven door eigenbelang? of wordt de keuze gevoed door een geest van haat in plaats van liefde tot de waarheid? De christen wordt geroepen om zijn keuzes te maken voor het aangezicht van God, op basis van trouw aan Gods Woord
De verleiding van een ongelijk span
Een complex vraagstuk voor de christen is de omgang met politieke partijen die openlijk seculier of on-Bijbels zijn. De apostel Paulus geeft de gemeente in Korinthe een waarschuwing dat van cruciaal belang is voor het bewaren van geestelijke onderscheiding:
(14) Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeenschappelijk met wetteloosheid, en welke gemeenschap is er tussen licht en duisternis? (15) En welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial? Of wat deelt een gelovige met een ongelovige? – 2 Korinthe 6:14-15
De metafoor van het “span” is die van twee ossen die samen een ploeg trekken. Om een rechte voor te kunnen trekken, moeten beide dieren van dezelfde aard zijn, in dezelfde richting bewegen en hetzelfde doel hebben. Paulus past dit beeld toe op elke vorm van verbond of alliantie die de unieke identiteit en heilige roeping van de gelovige aantast. De tegenstellingen die hij noemt, gerechtigheid/wetteloosheid, licht/duisternis, Christus/Belial, zijn absoluut en onoverbrugbaar.
Wanneer we dit toepassen op de politiek, moeten we erkennen dat een politieke partij meer is dan een verzameling beleidspunten. Het is een instrument voor een wereldbeeld, een visie op de mens, de maatschappij en het doel van het leven. Het vormen van een “ongelijk span” in politieke zin is het aangaan van een verbintenis met een partij wiens wereldbeeld en uiteindelijke doelen in strijd zijn met die van het Koninkrijk van God. Een christen ploegt voor de eer van Christus. Een seculiere partij ploegt voor de eer van de natie, de economie, of de autonome mens. De richtingen waarin zij gaan, lopen onvermijdelijk uiteen.
De verleiding om een ongelijk span aan te gaan, is vaak subtiel. Het kan voortkomen uit een terechte teleurstelling over de onvolkomenheden van christelijke partijen. Vaker nog ontstaat het wanneer een gelovige, op basis van zijn geweten en Schriftstudie, van mening verschilt op specifieke terreinen over zaken die weliswaar belangrijk zijn, maar geen heilsbeslissende breekpunten hoeven te zijn.
Deze spanning mag nooit de realiteit verduisteren die de apostel Paulus benadrukt. Er is een wezenlijk verschil tussen een meningsverschil met een broeder over de toepassing van de Schrift en een verbond met een partij die de autoriteit van de Schrift en de heerschappij van Christus principieel verwerpt. De waarschuwing tegen het ‘ongelijk span’ waarschuwt ons om een verschil in wereldbeeld (Christusgericht vs. mensgericht) niet te bagatelliseren vanwege een secundair, praktisch meningsverschil.
Dit alles veronderstelt dat een partij die zich ‘christelijk’ noemt, ook daadwerkelijk de heerschappij van Christus en de autoriteit van de Schrift als haar fundament erkent. De roeping voor de christen is het verschil zien tussen onvolkomen broeders die dezelfde Heere dienen, en partijen die, hoe sympathiek hun standpunten soms ook lijken, per definitie een andere meester dienen.
Het geweten en de verantwoording voor God
De politieke verantwoordelijkheid van de christen is niet universeel gedefinieerd door de daad van het stemmen, maar door de roeping tot trouw in de specifieke context waarin God hem soeverein geplaatst heeft. De eerste kerk leefde onder een Romeins regime zonder stemrecht en talloze broeders en zusters leven vandaag de dag in dictaturen. Hun roeping tot politieke trouw uit zich anders. In een democratische rechtsstaat waar de mogelijkheid om te stemmen is gegeven, wordt deze mogelijkheid een onderdeel van het rentmeesterschap waarover de gelovige verantwoording aflegt.
Dit rentmeesterschap vereist dat het geweten van de christen zorgvuldig en voortdurend wordt gevormd door de Schrift, niet door culturele trends, media-narratieven of persoonlijke voorkeuren. Een goed gevormd geweten leidt tot een actieve en onderzoekende houding. Het is de plicht van een christen om zijn verantwoordelijkheid serieus te nemen en verder te kijken dan de slogans van partijen. Dit uit zich in bijvoorbeeld het onderzoeken hoe partijen hebben gestemd op cruciale wetsvoorstellen en het analyseren van de onderliggende filosofie achter hun keuzes.
Hoewel medegelovigen tot verschillende conclusies kunnen komen, is de roeping voor eenieder het maken van een gewetensvolle, geïnformeerde en gebedsvolle keuze, in het besef dat wij niet primair verantwoording schuldig zijn aan een partij of een cultuur, maar aan de Koning der koningen.
Conclusie
De uiteindelijke oproep is geen gebod om te stemmen, maar een oproep tot heilig rentmeesterschap in de politieke arena, daar waar God ons die mogelijkheid geeft. Als we ervoor kiezen om te stemmen, is de vraag niet dat we stemmen, maar hoe en als wie we stemmen.
Brengen we onze stem uit als een Nederlander, een westerling, als ‘links’ of ‘rechts’, of als lid van een bepaalde sociale klasse, met onze eigen belangen en culturele identiteit voorop?
Of brengen we onze stem uit als een christen? Een burger van het hemelse Koninkrijk, een vreemdeling op aarde, wiens denken is gevormd door de Schrift en wiens loyaliteit ligt bij de Heere Jezus. De stembus is geen plaats van zelfexpressie, maar een gelegenheid, één van de vele, om trouw te getuigen van de rechtvaardigheid en de heerschappij van de God die wij dienen.