Bijbels en apologetisch omgaan met de retoriek rond abortus

⏱️ 10 min. leestijd

Inhoudsopgave

Deel artikel

⏱️ 10 min. leestijd

Het publieke debat rondom abortus wordt gedomineerd door taalgebruik dat de werkelijkheid vormt en ook verhult. Voor de christen is het cruciaal om niet alleen een Bijbels standpunt te hebben over abortus, maar ook een Bijbels onderscheidingsvermogen in hoe men spreekt en luistert. Dit onderscheidingsvermogen stelt de discipel in staat om de onderliggende aannames en de emotionele lading van de gebruikte retoriek te analyseren. Hoe kan een discipel van Christus deze taal doorzien en er op een wijze en getrouwe manier op reageren, niet primair om een debat te winnen, maar om te getuigen van de waarheid?

De morele lading van woorden

De Schrift laat zien dat woorden geen neutrale middelen van communicatie zijn. Zij openbaren wat er in het hart leeft en hebben morele betekenis. De mens, geschapen naar Gods beeld, weerspiegelt in zijn spreken óf Gods waarheid, óf de leugen. Woorden zijn dus ten diepste een morele aangelegenheid.

De retoriek rond abortus maakt strategisch gebruik van woorden. Termen als “recht,” “zorg,” “keuze,” “gezondheid,” en “vrijheid” worden ingezet om de handeling te framen binnen een positief, moreel acceptabel kader. Deze woorden herdefiniëren de werkelijkheid door de aandacht af te leiden van de centrale daad, het bewust en opzettelijk beëindigen van een menselijk leven, en deze te vervangen door abstracte concepten die sympathie opwekken. De term “zorg” verhult het destructieve karakter van de ingreep; de term “keuze” verheft de autonomie van de één boven het bestaansrecht van de ander.

De keuze voor dit taalgebruik is een directe manifestatie van de onderdrukking van de waarheid in ongerechtigheid waar Paulus over schrijft in Romeinen 1. Waarheid wordt ingeruild voor een verhaal dat de zonde bedekt. Het onbekeerde hart kent, door Gods algemene openbaring en het getuigenis van het geweten, de  morele realiteit dat het nemen van onschuldig leven verkeerd is. De retoriek functioneert als een mechanisme van zelfrechtvaardiging en zelfbedrog. Het is niet alleen een kwestie van semantiek, maar van het herkennen van de diepere, geestelijke strijd van een hart dat de waarheid probeert te ontvluchten.

Twee tegenovergestelde wereldbeelden

Achter de verschillende woorden die in het abortusdebat worden gebruikt, schuilt een conflict tussen twee wereldbeelden. Dit is geen politiek meningsverschil, maar een strijd over de ultieme bron van waarheid, waarde en autoriteit.

Het seculiere wereldbeeld is geworteld in het principe van menselijke autonomie. In deze visie is de mens de maatstaf van alle dingen. De mens bepaalt zijn eigen waarheid, definieert zijn eigen moraal en claimt het recht op zelfbeschikking over leven en lichaam. God, als Hij al wordt erkend, wordt verbannen naar de privésfeer. De waarde van een mens wordt in dit kader vaak bepaald door bewustzijn, levensvatbaarheid of het vermogen tot zelfstandig leven.

Het Bijbelse wereldbeeld leert dat God de bron is van alle realiteit, waarheid en waarde. De mens is geen autonoom wezen, maar een schepsel, geschapen naar Gods beeld en geroepen om te leven onder Zijn gezag. De waarde van een menselijk leven is daarom intrinsiek, door God gegeven vanaf de conceptie, onafhankelijk van ontwikkelingsfase, gewenstheid of capaciteiten.

Deze waardigheid is geworteld in het feit dat de mens naar Gods beeld is geschapen. Daarom stelt de Schrift vanaf het begin dat het vergieten van menselijk bloed een ernstige zonde is:

Vergiet iemand het bloed van de mens,
door de mens zal diens bloed vergoten worden;
want naar het beeld van God
heeft Hij de mens gemaakt.
– Genesis 9:6

De bescherming van het leven is geen cultureel of religieus principe, maar een universele opdracht die voortvloeit uit Gods scheppingsorde.

Deze twee wereldbeelden botsen frontaal op de kwestie van abortus. Het seculiere wereldbeeld verdedigt abortus vanuit de autonome keuzevrijheid van de vrouw. Het Bijbelse wereldbeeld verdedigt het ongeboren leven vanuit Gods soevereine recht als Schepper en de door Hem verleende waarde aan elk menselijk leven.

Wie dit verschil erkent, begrijpt dat het gesprek over abortus uiteindelijk niet gaat over medische of maatschappelijke keuzes, maar over aanbidding en gezag. Dáár begint ware apologetiek: bij het ontmaskeren van de valse god van menselijke autonomie tegenover de levende God van de Schrift.

De christen hoeft geen gemeenschappelijke grond of begrip te verwachten in dit gesprek. De wereldbeelden die tegenover elkaar staan, zijn in hun uitgangspunten onverenigbaar. Het autonome denken verwerpt niet slechts Gods wet, maar het gezag van God Zelf. Toch betekent dit niet dat de gelovige geen beroep kan doen op het morele besef van de ander of dat overtuiging onmogelijk is. Elk mens draagt het getuigenis van Gods wet in het geweten en kent, hoe verdrongen ook, iets van goed en kwaad. Maar er is geen gemeenschappelijke grond in de zin van een neutraal uitgangspunt waarop gelovige en ongelovige samen kunnen bouwen. De ongelovige leeft in verzet tegen de openbaring van God en probeert dat verzet moreel te rechtvaardigen.

De emotionele basis van seculiere argumentatie

Omdat deze wereldbeelden in hun diepste fundament onverenigbaar zijn, wordt het debat over abortus zelden beslist op basis van gedeelde rationele principes. 

Wanneer God en Zijn geopenbaarde Woord niet langer worden erkend als de bron van morele waarheid, zoekt de mens naar een andere basis. In de westerse cultuur is die basis in toenemende mate het individuele gevoel en de ervaring van empathie. Wat ‘goed’ voelt, of wat medelijden opwekt, wordt beschouwd als moreel juist. Argumenten worden niet primair getoetst aan objectieve principes, maar aan hun emotionele weerklank.

Omdat de argumentatie zo sterk leunt op empathie, wordt de christen die vasthoudt aan de objectieve, Bijbelse waarheid over de heiligheid van het leven vaak neergezet als ongevoelig, liefdeloos of zelfs moreel verwerpelijk. Dit is een veelgebruikte retorische tactiek. Door de voorstander van het leven af te schilderen als iemand die geen oog heeft voor ‘bijzondere’ omstandigheden, probeert men het Bijbelse standpunt moreel te diskwalificeren zonder de inhoud ervan te hoeven weerleggen. Zo ontstaat een valse keuze: ofwel je bent ‘liefdevol’ en zwijgt over de waarheid, ofwel je spreekt de waarheid en wordt als ‘liefdeloos’ weggezet.

Het onderscheidingsvermogen van de gelovige is cruciaal. Hij is geroepen tot ware bewogenheid, die geworteld is in het hart van God Zelf en zich uit in concrete daden van barmhartigheid. Tegelijkertijd moet hij doorzien hoe de moderne retoriek empathie manipuleert en verheft tot een autonome morele autoriteit. De taak is om de onderliggende aannames te herkennen achter het beroep op het gevoel en vast te houden aan een compassie die de waarheid dient, in plaats van haar te vervangen.

Veelvoorkomende uitspraken en hun onderliggende aannames

De overtuigingen en waarden die in het debat over abortus meespelen, komen vaak tot uitdrukking in kort geformuleerde uitspraken. Zulke zinnen klinken eenvoudig en vanzelfsprekend, maar dragen aannames over mens, moraal en gezag in zich. Hun kracht ligt niet in redelijke overtuigingskracht, maar in hun vermogen om het gevoel te sturen en morele sympathie op te wekken. In wat volgt worden enkele van de emotioneel meest geladen, retorisch invloedrijke en vaak manipulatieve uitspraken onderzocht, om te laten zien hoe zij zich verhouden tot de waarheid van Gods Woord.

Je weet niet wat die vrouw doormaakt

Deze uitspraak doet een beroep op het gevoel van empathie en suggereert dat een moreel oordeel over abortus pas mogelijk is na volledig begrip van de persoonlijke, vaak pijnlijke, omstandigheden. De onderliggende aanname is dat de subjectieve ervaring van lijden de hoogste morele autoriteit is. Het impliceert dat de intensiteit van de persoonlijke nood de objectieve, morele aard van de daad kan veranderen of zelfs rechtvaardigen.

Het erkennen van de pijn, angst en wanhoop die een vrouw kan ervaren, is een Bijbelse en menselijke reactie. Echter, deze Bijbelse compassie wordt nooit losgekoppeld van Gods gerechtigheid. Gods kijk op de heiligheid van het leven is een objectieve standaard die niet afhankelijk is van onze omstandigheden of gevoelens. Ware barmhartigheid zoekt het welzijn van alle betrokkenen. Het biedt concrete hulp en ondersteuning, zonder de heiligheid van het ongeboren leven te ondermijnen. De moeilijkheid van de situatie heft de morele verantwoordelijkheid niet op, maar roept juist op tot een diepere afhankelijkheid van Gods genade en wijsheid.

Mijn lichaam, mijn keuze

Deze uitspraak is de meest geconcentreerde uitdrukking van het autonomie-ideaal in het abortusdebat. Dit is een radicale vorm van individualistisch eigendomsrecht over het eigen lichaam. Het stelt dat het individu de enige soevereine autoriteit is over wat er met en in zijn of haar lichaam gebeurt. Elke externe inmenging, inclusief die van een morele wet of zelfs de staat, wordt gezien als een schending van dit fundamentele recht op zelfbepaling. Het is de ultieme verklaring van het ‘ik’ als de hoogste autoriteit.

De Schrift biedt een ander perspectief. Alles wat bestaat, behoort aan de HEERE toe. Koning David schreef in Psalm 24:

De aarde is van de HEERE en al wat zij bevat,
de wereld en wie er wonen.
– Psalm 24:1

God is de Schepper en Eigenaar van al het leven. Dat betekent dat geen mens uiteindelijk over zichzelf beschikt. Ons bestaan, ons lichaam en onze levensadem zijn ontvangen gaven.

Daarnaast gaat de uitspraak voorbij aan de biologische en theologische realiteit dat het ongeboren kind een distinct individu is, geen onderdeel van het lichaam van de moeder. Vanaf de conceptie is er een nieuw menselijk leven met een unieke genetische identiteit, door God Zelf “geweven in de moederschoot”. De keuze betreft dus niet alleen het lichaam van de vrouw, maar het bestaan van een ander, uniek menselijk leven dat evenzeer onder Gods eigendomsrecht valt.

De hypocrisie ligt in de claim van absolute autonomie over het eigen lichaam, terwijl het tegelijkertijd het recht opeist om een beslissing te nemen over het andere, unieke lichaam dat zich daarbinnen bevindt. Het is een beroep op autonomie dat wordt gebruikt om het bestaansrecht van een ander, weerloos mens volledig te ontkennen. De uitspraak is biologisch en logisch inconsistent.

Het is nog geen mensenleven, maar een embryo of een klomp cellen

Deze uitspraak minimaliseert de morele status van het ongeboren kind door het te reduceren tot een biologisch object zonder intrinsieke waarde.

De onderliggende gedachte is een functioneel mensbeeld. Het stelt dat ‘mens-zijn’ of ‘persoon-zijn’ afhankelijk is van bepaalde, waarneembare eigenschappen, zoals grootte, ontwikkelingsstadium, bewustzijn of zelfstandigheid. Omdat een embryo of foetus deze eigenschappen nog niet (volledig) bezit, wordt het niet als een volwaardig mens beschouwd. De termen “embryo” en “klomp cellen” worden gebruikt als dehumaniserende taal om het leven te objectiveren en de emotionele en morele impact van het beëindigen ervan te verkleinen.

De Schrift, ondersteund door de moderne biologie, presenteert een radicaal ander beeld. Biologisch gezien is er vanaf het moment van de conceptie sprake van een nieuw, levend en uniek menselijk organisme. Het is geen willekeurige “klomp cellen,” maar een georganiseerd wezen met een eigen genetische identiteit (DNA), dat zichzelf actief ontwikkelt volgens een vaststaand plan. Het is geen potentieel leven, het is menselijk leven met potentieel. De waarde ligt niet in wat een mens kan, maar in wat een mens is.

Wat als jouw dochter/zus verkracht werd?

Deze vraag is een van de meest emotioneel geladen argumenten in het debat. Het verplaatst de discussie van het abstracte principe naar een concrete, hartverscheurende situatie, vaak met de intentie om de tegenstander in een onmogelijke positie te dwingen.

De onderliggende aanname is tweeledig. Ten eerste, dat extreme en tragische omstandigheden (zoals verkrachting) een uitzondering creëren op de algemene morele wet die het leven beschermt. Ten tweede, dat persoonlijke betrokkenheid en empathie de objectieve morele status van de daad kunnen veranderen. Het suggereert dat je standpunt zou (of moet) veranderen als het ‘dichtbij komt’.

De Schrift roept ons op tot de diepste compassie en zorg voor slachtoffers van geweld, zoals verkrachting. Dit is een gruwelijke zonde die onmetelijk leed veroorzaakt. De Bijbelse respons is er een van liefdevolle ondersteuning, bescherming en het zoeken van gerechtigheid voor het slachtoffer.

Echter, deze compassie voor de moeder heft de intrinsieke waarde van het ongeboren kind, dat eveneens een slachtoffer is in deze situatie, niet op. De omstandigheden van de conceptie, hoe tragisch ook, bepalen de waarde van het leven niet.

Het plegen van een tweede daad van geweld (abortus) tegen een onschuldig leven, heft de eerste daad van geweld (de verkrachting) niet op. Kwaad wordt niet met kwaad overwonnen. De correcte weg is er een van radicale liefde en zorg voor beide levens. Het is de roeping om de moeder te ondersteunen en haar te helpen, hetzij door het kind zelf op te voeden met de steun van de gemeenschap, hetzij door adoptie. Ware liefde en gerechtigheid zoeken altijd naar manieren om het leven te beschermen, hoe moeilijk de situatie ook is.

De wortel herkennen

Het is onmogelijk om elke specifieke uitspraak of elk emotioneel argument dat in het abortusdebat wordt gebruikt te noemen. De variaties zijn eindeloos, maar de onderliggende wortel is consistent. Al deze argumenten komen voort uit een wereldbeeld dat de menselijke autonomie verheft boven Gods soevereiniteit en dat de waarde van het leven baseert op menselijke criteria in plaats van op Gods scheppingsdaad.

De taak van de christen is niet om een antwoord paraat te hebben op elk mogelijk argument, maar om te leren luisteren naar de vooronderstellingen die achter de woorden schuilgaan. Dit vereist een denken dat gevormd is door de Schrift. Wanneer we de wereld bekijken door de lens van Gods geopenbaarde Woord, met een juist begrip van de schepping, de zondeval, de verlossing en Gods karakter, worden de on-Bijbelse fundamenten van de seculiere argumentatie duidelijk zichtbaar. Het gesprek verschuift dan van het reageren op symptomen naar het adresseren van de verwerping van God als de Bron van waarheid, leven en waarde.

Bijbels onderscheidingsvermogen is geen doel op zich, maar dient de praktische roeping om te getuigen. Het stelt de christen in staat om niet alleen de retoriek te doorzien, maar er ook op een wijze, getrouwe en Christus-erende manier op te reageren.

Bijbels reageren

Deze zachtmoedigheid en dit ontzag sluit echter geen stelligheid uit. De waarheid van God over de heiligheid van het leven is geen kwestie van mening, maar van goddelijke openbaring. Een trouwe discipel zal daarom met helderheid en vastberadenheid de Bijbelse waarheid moeten verwoorden. Het onderscheid ligt tussen de inhoud van de boodschap, die vaststaat en confronterend is, en de houding waarmee deze wordt gebracht, die nederig en liefdevol is.

Met deze houding van nederigheid en liefde, en staande op het fundament van de Schrift, is het belangrijk dat de gelovige zich niet laat meeslepen door emotionele framing. Wanneer hij dat wél doet, verschuift het gesprek ongemerkt van waarheid naar gevoel. Dat leidt tot verwarring, omdat het hart van de mens arglistig is en gevoelens geen vaste grond bieden voor moreel oordeel.

Bovendien maakt het de gelovige kwetsbaar voor schuldinductie en morele druk. Hij kan zich gaan schamen voor het vasthouden aan Gods waarheid uit angst om hard of ongevoelig te lijken. De Schrift roept echter op om in liefde de waarheid te spreken. Waarheid en liefde staan niet tegenover elkaar, maar horen onafscheidelijk samen. Wie toegeeft aan emotionele druk, verliest de helderheid van de waarheid én de zuiverheid van de liefde.

Een effectieve manier om het gesprek te verdiepen voorbij de emotie, is het stellen van verhelderende vragen die de onderliggende vooronderstellingen blootleggen. Vragen als: “Waarop baseer je de waarde van een mens?”, “Wie bepaalt wat ‘goed’ is?”, “Wie bepaalt wanneer een leven begint of eindigt?” of “Wat bedoel je precies met ‘vrijheid’?” dwingen de ander om zijn eigen wereldbeeld te articuleren en de vaak onbewuste aannames ervan onder ogen te zien.

Het doel van deze vragen is om het gesprek te heroriënteren naar de kern. Laat je niet meevoeren naar de uitzonderlijke ‘moeilijke gevallen’, die vaak worden gebruikt om de algemene regel te ondermijnen. Breng de discussie steeds terug naar de fundamentele waarheid: Gods soevereiniteit als Schepper, de intrinsieke waarde van elk menselijk leven vanaf de conceptie en de autoriteit van Zijn geopenbaarde Woord.

Voor de christen is het cruciaal om het Bijbelse fundament nooit te verlaten. De verleiding is groot om, in een poging gehoord te worden, de autoriteit van de Schrift tijdelijk aan de kant te zetten en te argumenteren op een zogenaamd ‘neutraal’ terrein. Dit is een fatale fout. Iedereen argumenteert vanuit een wereldbeeld en een geloofsovertuiging. Door getrouw te blijven aan de openbaring van God als het vaststaand uitgangspunt, wordt de tegenstelling tussen de waarheid en de leugen het duidelijkst zichtbaar.

Uiteindelijk is het doel om te wijzen op de Weg tot leven. Zelfs de meest confronterende interactie moet altijd open blijven naar het aanbieden van de hoop van het Evangelie.

Bedenk hierbij dat je in gesprek bent met een verloren zondaar, iemand die, buiten Christus, geestelijk blind is en leeft in opstand tegen God. Het probleem is ten diepste niet een gebrek aan informatie over abortus, maar een hart dat verzoening met God nodig heeft. Dit perspectief bewaart ons voor frustratie of een veroordelende houding. Het verandert het gesprek van een debat over een ethische kwestie naar een gelegenheid om te getuigen van de enige Redder die zowel het hart kan veranderen als vergeving kan schenken. De hoop van het Evangelie is het uiteindelijke antwoord.

Conclusie

Het gesprek over abortus is een geestelijke strijd waarin fundamentele waarheden over God, de mens en het leven op het spel staan. De christen kan in deze strijd geen onverschillige of onwetende toeschouwer zijn. Geroepen om het licht van Gods waarheid te laten schijnen in een duistere wereld, is het onze heilige plicht om met wijsheid en moed te spreken voor hen die geen stem hebben, wijzend op de soevereiniteit van de Schepper en de hoop die alleen in Christus te vinden is.

Deel artikel

Meer in Ethiek en Samenleving, Apologetiek