Ieder individu leeft, bewust of onbewust, vanuit een wereldbeeld. In onze tijd botst het dominante seculiere denken, dat uitgaat van menselijke autonomie, met het Bijbelse wereldbeeld, dat geworteld is in de soevereiniteit van God. Dit roept de cruciale vraag op: wat zijn de kenmerken en de onmisbare fundamenten van een denken dat werkelijk God-gecentreerd is?
Wat is een wereldbeeld
Het woord wereldbeeld komt van het Duitse Weltanschauung. Welt betekent “wereld”, en Anschauung betekent “beschouwing”, “waarneming” of “beeld”.
Een wereldbeeld is het geheel van overtuigingen, aannames en waarden waardoor een mens de werkelijkheid interpreteert en betekenis geeft aan het leven. Het functioneert als een intellectuele en morele lens waardoor men de wereld ziet en beoordeelt. Dit raamwerk geeft antwoord op de fundamentele vragen van het bestaan:
- Oorsprong: Waar komen wij vandaan?
- Betekenis: Waarom zijn wij hier? Wat is het doel van het leven?
- Moraal: Hoe moeten wij leven? Wat is goed en kwaad?
- Bestemming: Waar gaan wij naartoe? Wat is onze uiteindelijke toekomst?
Elk mens bezit een wereldbeeld, of men zich daarvan bewust is of niet. Het wordt gevormd door opvoeding, cultuur, onderwijs en persoonlijke ervaringen, maar het diepste fundament is altijd religieus van aard. Het is gebaseerd op een ultieme overtuiging over de aard van de werkelijkheid, of die nu wordt gezien als geschapen door God, als het product van toeval, of als een illusie. Een wereldbeeld is niet slechts een theorie, maar de grond waarop iemand denkt, voelt, kiest en leeft.
Het fundament en de structuur van het Bijbelse wereldbeeld
Het Bijbelse wereldbeeld begint met God. Dit is de realiteit die de Schrift openbaart. De God van de Bijbel is de primaire werkelijkheid. De zelfbestaande, eeuwige en soevereine Bron waaruit al het andere voortkomt en waarin al het andere zijn betekenis vindt. Het christelijk denken is daarom Godgericht, in tegenstelling tot elk mensgericht wereldbeeld dat de mens als maatstaf neemt.
De Schrift openbaart deze God als de levende “IK BEN DIE IK BEN”, Degene Die Zijn bestaan in Zichzelf heeft en door niets of niemand wordt bepaald. Hij is de ongeschapen Schepper van hemel en aarde, Degene van Wie de apostel Paulus belijdt:
Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid, tot in eeuwigheid. Amen. – Romeinen 11:36
Deze lofprijzing is een samenvatting van een Godgericht wereldbeeld. Alles vindt zijn oorsprong in God (“uit Hem”), wordt onderhouden door Zijn soevereine macht (“door Hem”), en heeft zijn uiteindelijke bestemming en doel in Hem (“tot Hem”). Er is geen aspect van de werkelijkheid, geen atoom, geen gedachte, geen historische gebeurtenis, dat buiten deze allesomvattende realiteit van Gods heerschappij valt.
Het erkennen van God als de primaire werkelijkheid is daarom de lens waardoor de gelovige de hele wereld interpreteert. Het bepaalt hoe we denken over onszelf (als afhankelijke schepselen), over de wereld (als Gods eigendom), over moraal (als de uitdrukking van Zijn heilig karakter), en over de geschiedenis (als het ontvouwen van Zijn raadsplan). Dit Godgerichte uitgangspunt is het onwankelbare fundament waarop het hele Bijbelse wereldbeeld rust.
De kennis van God als de primaire werkelijkheid is geen product van menselijke speculatie of mystieke ervaring. Het is gefundeerd op Gods soevereine zelfopenbaring. God heeft ervoor gekozen Zichzelf bekend te maken en de Heilige Schrift is het door Hem geïnspireerde, onfeilbare en volkomen toereikende verslag van die openbaring. De Schrift is daarom het startpunt van het Bijbelse wereldbeeld. Het is de bron en de norm van alle ware kennis over God en Zijn werkelijkheid.
De apostel Paulus legt de aard en het gezag van de Schrift uit aan Timotheüs:
(16) Heel de Schrift is door God ingegeven en is nuttig om daarmee te onderwijzen, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de rechtvaardigheid, (17) opdat de mens die God toebehoort, volmaakt zou zijn, tot elk goed werk volkomen toegerust. – 2 Timotheüs 3:16-17
Het woord ingegeven (theopneustos) benadrukt de goddelijke oorsprong van de Schrift. De Bijbel is geen verzameling van menselijke meningen over God, maar het Woord van God Zelf, uitgeademd door de Heilige Geest. Daarom bezit de Schrift inherent gezag. Zij staat niet onder het oordeel van de menselijke rede, traditie of ervaring, maar zij oordeelt deze. De Schrift is nuttig en toereikend en bevat alles wat nodig is voor geloof en leven.
Het Bijbelse wereldbeeld begint dus met een onderwerping aan het gezag van de Schrift. Het erkent dat de menselijke rede, hoewel een gave van God, door de zondeval is aangetast en verduisterd. De gevallen rede is niet in staat om op eigen kracht tot ware kennis van God te komen. Zij heeft de corrigerende en verlichtende openbaring van God in Zijn Woord nodig. De Schrift functioneert als de bril waardoor we de werkelijkheid, God, onszelf, de wereld en de geschiedenis, correct kunnen zien en interpreteren. Zonder deze bril blijft ons beeld vervormd en onbetrouwbaar.
De Schrift openbaart de werkelijkheid niet als een statische verzameling feiten, maar als een dynamische, zich ontvouwende geschiedenis van Gods handelen. Dit heilsverhaal vormt de structuur van het Bijbelse wereldbeeld en kan worden samengevat in vier fasen, die geworteld zijn in Gods verbondsmatige relatie met Zijn schepping:
- Schepping: Het Bijbelse wereldbeeld begint in Genesis 1:1 met de belijdenis van God als de goede en soevereine Schepper van hemel en aarde. De wereld is geen product van toeval, maar een doelgerichte schepping die Gods heerlijkheid weerspiegelt. Verder leert Genesis 1 dat De mens, geschapen naar Gods beeld, de roeping ontving om in liefdevolle afhankelijkheid van God te leven en over de schepping te heersen. Deze oorspronkelijke staat was “zeer goed”.
- Zondeval: Deze goede schepping werd ontwricht door de ongehoorzaamheid van de mens. De zondeval bracht niet alleen schuld en straf over de mensheid, maar resulteerde ook in een breuk in alle relaties: tussen God en mens, mens en mens, en mens en de rest van de schepping. De gevolgen hiervan zijn universeel en diepgaand, inclusief de verduistering van het menselijk verstand.
- Verlossing: God heeft de gevallen wereld echter niet aan haar lot overgelaten. Vanaf Genesis 3:15 ontvouwt de Schrift Gods soevereine plan van verlossing, dat zijn hoogtepunt en vervulling vindt in het leven, sterven en de opstanding van Jezus Christus. Door Zijn plaatsvervangend offer heeft Hij de macht van de zonde gebroken en de verzoening met God mogelijk gemaakt. Wie door geloof, uit genade, met Hem wordt verenigd, ontvangt vergeving, nieuw leven en de gave van de Heilige Geest.
- Voleinding: De geschiedenis beweegt zich naar een door God bepaald einddoel. Het Bijbelse wereldbeeld is eschatologisch. Het kijkt vooruit naar de terugkeer van Christus, het laatste oordeel, de definitieve overwinning over zonde en dood, en de vestiging van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waarin God alles in allen zal zijn. Dit is de uiteindelijke vervulling van Gods doel: “tot Hem zijn alle dingen”.
Dit raamwerk, schepping, zondeval, verlossing, voleinding, vormt de structuur van het Bijbelse wereldbeeld. Het is de lens waardoor de christen de werkelijkheid, de geschiedenis en zijn eigen leven interpreteert.
De ontwrichting van het denken door de zonde
De zondeval, beschreven in Genesis 3, was meer dan een eenmalige daad van ongehoorzaamheid. De kern van de verleiding lag in de belofte van autonomie: “u zult als God zijn, goed en kwaad kennend”. Door te kiezen voor deze belofte, verwierp de mens God als de soevereine Bron van waarheid en plaatste zichzelf op de troon.
Dit is de geboorte van autonome rede. Het menselijk verstand, oorspronkelijk geschapen om te functioneren in afhankelijkheid van en onderwerping aan Gods openbaring, verklaarde zichzelf onafhankelijk. De mens claimde het recht om zelf te bepalen wat waar, goed en rechtvaardig is. De rede werd niet langer gezien als een instrument om Gods waarheid te ontvangen en te begrijpen, maar als de ultieme autoriteit die oordeelt over alle waarheidclaims, inclusief die van God Zelf.
Deze intellectuele autonomie gaat hand in hand met een mensgerichte oriëntatie. Wanneer God niet langer het centrum van de werkelijkheid is, vult de mens die leegte onvermijdelijk met zichzelf. Het denken wordt mensgericht. De maatstaf voor waarde, betekenis en doel wordt gezocht in de menselijke ervaring, het menselijk welzijn of het menselijk potentieel. De vraag is niet langer “Wat verheerlijkt God?”, maar “Wat dient de mens?”. Deze mensgerichtheid is de werkelijke religie van de gevallen mensheid.
De Schrift leert dat de zonde niet alleen de wil van de mens heeft gebonden, maar ook zijn verstand heeft aangetast. Dit zijn de noëtische effecten van de zonde: De impact van de val op ons denken, kennen en redeneren.
De apostel Paulus beschrijft dit in Romeinen 1:18-25. Het begint met een actieve, morele daad: het onderdrukken van de waarheid. Ondanks Gods duidelijke openbaring in de schepping, kiezen mensen ervoor “de waarheid in ongerechtigheid onder [te] drukken”. Dit is geen passieve onwetendheid, maar een willens en wetens verwerpen van de kennis van God.
Deze morele opstand heeft directe intellectuele gevolgen. Paulus vervolgt dat hun overwegingen “verdwaasd” werden en hun “onverstandig hart verduisterd” werd. Het verstand, losgekoppeld van God als de Bron van waarheid, verliest zijn anker en zijn doel. Het wordt ‘verdwaasd’, leeg, vruchteloos, gericht op onzin, en het hart, het centrum van het denken en willen, wordt ‘verduisterd’. Dit duidt op een onvermogen om de geestelijke waarheid helder te zien en te begrijpen. Paulus beschrijft dit in Efeze 4:18 als “verduisterd in het verstand, vervreemd van het leven dat uit God is, door de onwetendheid die in hen is, door de verharding van hun hart”. De intellectuele blindheid is een gevolg van een morele verharding.
Het is cruciaal om te begrijpen dat dit niet betekent dat de gevallen mens niet meer kan denken. Hij kan nog steeds ‘logisch’ redeneren, wiskunde bedrijven of wetenschap beoefenen. De noëtische effecten van de zonde tasten echter zijn interpretatieve kader aan. Zijn denken is bevooroordeeld tegen God. Het verstand staat in dienst van een opstandig hart. Daarom is de menselijke rede, buiten de verlossing in Christus en de verlichting door de Heilige Geest, niet neutraal en niet in staat om op eigen kracht tot ware kennis van God te komen. Het is een instrument dat, hoe briljant ook, systematisch de waarheid verdraait om de leugen van de autonomie in stand te houden.
De ontwrichting van het menselijk denken door de zonde is diepgaand, maar niet definitief. God heeft in Zijn genade voorzien in een weg van herstel, die volledig is gecentreerd in de Persoon en het werk van Zijn Zoon, Jezus Christus. Hij is niet alleen de Redder van onze ziel, maar ook de Herschepper van ons wereldbeeld.
De incarnatie zelf is een beslissend keerpunt in de werkelijkheid. Het feit dat de eeuwige Zoon van God mens werd, doorbreekt de seculiere scheiding tussen het goddelijke en het aardse. God is in Christus Zijn eigen schepping binnengekomen. Dit bevestigt de goedheid van de schepping en openbaart dat de geschiedenis de plaats is van Gods directe, persoonlijke handelen.
De apostel Paulus laat in zijn brief aan de Kolossenzen zien dat Christus het middelpunt is van de hele schepping. Hij is het fundament en het doel van de werkelijkheid.
(15) Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping. (16) Want door Hem zijn alle dingen geschapen die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zichtbaar en die onzichtbaar zijn: tronen, heerschappijen, overheden of machten; alle dingen zijn door Hem en voor Hem geschapen. (17) En Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem. (18) En Hij is het hoofd van het lichaam, namelijk van de gemeente, Hij, Die het begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn. (19) Want het heeft de Vader behaagd dat in Hem heel de volheid wonen zou, (20) en dat Hij door Hem alle dingen met Zichzelf verzoenen zou, door vrede te maken door het bloed van Zijn kruis, ja door Hem, zowel de dingen die op de aarde zijn als de dingen die in de hemelen zijn. – Kolossenzen 1:15-20
De tekst laat zien dat Christus de Schepper is (“door Hem zijn alle dingen geschapen”), de Onderhouder (“alle dingen bestaan tezamen door Hem”), de Verlosser (“Hij is het Hoofd van het lichaam… de Eerstgeborene uit de doden”) en de Voleinder (“door Hem verzoent God alle dingen met Zichzelf”).
Paulus benadrukt deze universele heerschappij van Christus ook in Efeze 1:10, waar hij Gods plan beschrijft:
om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is. – Efeze 1:10
Christus is Degene in Wie God de door de zonde uiteengevallen werkelijkheid weer tot eenheid brengt.
Binnen dit vernieuwde, christusgerichte wereldbeeld staat het kruis in het midden. Het is niet slechts een historische gebeurtenis, maar de lens waardoor de hele geschiedenis, verleden, heden en toekomst, haar ware betekenis krijgt. Het kruis openbaart de diepte van de zonde, de heiligheid van God, de onmetelijkheid van Zijn liefde en de zekerheid van Zijn uiteindelijke overwinning. Een denken dat vernieuwd is door het Evangelie, leert om de hele werkelijkheid te interpreteren in het licht van Golgotha.
De urgentie van een hernieuwd Bijbels denken
De realiteit van de wedergeboorte betekent echter niet dat de gelovige automatisch en onmiddellijk de wereld ziet zoals de Schrift die voorhoudt. Hoewel hij een nieuwe schepping is, draagt hij nog steeds de ingesleten denkpatronen en valse aannames van zijn oude, autonome leven met zich mee. Deze oude fundamenten moeten actief worden afgebroken en vervangen door Bijbelse waarheid. Bovendien wordt de gelovige voortdurend gebombardeerd met de concurrerende wereldbeelden en ideologieën van de seculiere cultuur. Daarom is de strijd om een God-gecentreerd wereldbeeld een voortdurende noodzaak.
Tegen deze achtergrond klinkt de oproep van de apostel Paulus tot de gelovigen met een dringende noodzaak:
(1) Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. (2) En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is. – Romeinen 12:1-2
De basis van de christelijke levenswandel is de totale toewijding van ons hele wezen (“uw lichamen”) aan God als een “levend offer”. Dit is een oproep tot een leven dat volledig beschikbaar is gesteld voor God, als een logisch en dankbaar antwoord (“redelijke godsdienst”) op Zijn overweldigende “ontfermingen” in Christus.
Deze totale toewijding van het leven vereist onvermijdelijk een transformatie van het denken. Daarom volgt direct de dubbele opdracht in vers 2. De negatieve opdracht is: “Word niet aan deze wereld gelijkvormig.” Stop met het passief overnemen van de denkschema’s, waarden en prioriteiten van de omringende cultuur. De positieve opdracht is: “word veranderd [Grieks: metamorphousthe – ‘wordt veranderd’/‘wordt getransformeerd] door de vernieuwing van uw denken.” Dit is als het ware een herschepping van het ‘besturingssysteem’ van ons verstand.
Het doel van deze vernieuwing is praktisch en essentieel: “om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.” Een denken dat nog gevormd is door de wereld, is onbekwaam om Gods wil helder te zien en te volgen. Alleen een denken dat voortdurend wordt vernieuwd door de Schrift en de Heilige Geest, kan de wereldse leugens doorzien en wandelen in overeenstemming met Gods geopenbaarde waarheid. De vernieuwing van het denken is dus geen optionele stap voor intellectuelen, maar een noodzaak voor elke discipel die God wil eren met zijn leven.
De oproep tot vernieuwing van het denken blijft dringend, omdat de kerk midden in een cultuur leeft waarvan de aannames haar denken voortdurend beïnvloeden.
Deze noodzakelijke vernieuwing van het denken is een actieve discipline die plaatsvindt door de genademiddelen die God heeft ingesteld. Het vereist een diepe en voortdurende onderdompeling in de Heilige Schrift. De discipel is geroepen tot persoonlijke studie en meditatie op Gods Woord, zodat de waarheid ervan zijn denken verzadigt en de leugens van de wereld ontmaskert. Dit wordt ondersteund en verdiept door het deel uitmaken van een lokale gemeente waar de Schrift verklarend wordt gepredikt. Een bediening die de tekst trouw uitlegt en toepast, is het primaire middel waarmee God het denken van Zijn volk collectief vormt. Bovendien vindt de vernieuwing plaats in de context van discipelschap en gemeenschap, waar gelovigen elkaar liefdevol vermanen, corrigeren en aansporen. Het is in deze structuur van onderwijs, aanbidding en onderlinge verantwoording dat het oude, autonome denken wordt afgebroken en het nieuwe, Christusgerichte denken wordt opgebouwd.
Dit proces van vernieuwing resulteert in een fundamenteel andere manier van kijken naar de werkelijkheid. Het is geen aanpassing van meningen op losse punten, maar het hanteren van een compleet, Bijbels interpretatief kader voor alle aspecten van het leven. Het vernieuwde denken begint bij God, Zijn Woord en Zijn doelen, waar het seculiere denken begint bij het autonome ‘ik’ en zijn verlangens.
Deze Godgerichte lens transformeert de blik op fundamentele levensgebieden. Het huwelijk wordt gezien als een heilig verbond dat Gods trouw weerspiegelt. Werk wordt begrepen als een roeping tot trouw rentmeesterschap onder God. Seksualiteit wordt geplaatst binnen de heilige grenzen van Gods scheppingsorde, bevrijd van de heerschappij van het verlangen. Beslissingen over leven en dood, zoals bij abortus en euthanasie, worden onderworpen aan Gods absolute soevereiniteit, in plaats van aan criteria van ‘levenskwaliteit’ of ‘zelfbeschikking’.
Het Bijbelse wereldbeeld functioneert zo als een anker tegen de heersende cultuur van subjectivisme en emotionele redenering. Het beschermt de gelovige tegen de wisselvalligheid van het eigen hart en de druk van de publieke opinie. Door elk levensgebied te beoordelen in het licht van Gods geopenbaarde waarheid, vormt het vernieuwde denken keuzes die geworteld zijn in goddelijke principes, niet in menselijk sentiment. De leidende vraag wordt “Wat eert God?”.
Conclusie
De vorming van een God-gecentreerd en Bijbels wereldbeeld begint met erkenning. Iedere gelovige moet eerlijk onder ogen zien dat zijn denken niet neutraal is. Voor onze wedergeboorte is het gevormd door een wereld die leeft zonder God en ook daarna blijft dat oude patroon zich aandienen.
Daarom vraagt de weg van vernieuwing om waakzaamheid. Het is nodig te onderzoeken wat je toelaat in je hart en verstand: wat je leest, bekijkt, beluistert, bewondert en bespreekt. Ieder mens wordt gevormd door datgene waarmee hij zich voedt. Wie zijn denken wil laten vernieuwen, moet zich vullen met wat waar, goed en heilig is.
Spreuken 4:23 herinnert ons:
Bescherm je hart boven alles wat te behoeden is,
want daaruit zijn de uitingen van het leven.
– Spreuken 4:23
Het hart is de bron van denken, verlangen en besluiten. Daarom moet het bewaard worden tegen de invloed van de wereld en gericht blijven op Christus, in Wie alle schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn.
De vernieuwing van het denken is geen eenmalige oefening, maar een levenslange vorming door Woord en Geest. In die voortdurende verandering leert de gelovige de werkelijkheid zien zoals zij werkelijk is: uit God, door God en tot God. Zo wordt het denken onderworpen aan Christus en wordt het leven een getuigenis van Zijn waarheid en genade.