De gedachte dat de mens in staat is om zonder vooronderstellingen de waarheid te ontdekken, domineert de filosofie, de wetenschap en zelfs de apologetiek die het geloof aannemelijk probeert te maken op een gemeenschappelijke, rationele grond. De Schrift openbaart echter een radicaal andere realiteit. Gods Woord leert dat de menselijke rede nooit neutraal is, maar altijd wordt bestuurd door de gerichtheid van het hart.
De claim van neutraliteit
De claim van neutraliteit is de onuitgesproken, maar kernregel van het seculiere publieke debat. Het is de aanname dat er een objectief, rationeel terrein bestaat, een soort intellectueel niemandsland, waar alle denkers, gelovig en ongelovig, elkaar kunnen ontmoeten om de waarheid te ontdekken, los van hun diepste overtuigingen.
Vanuit het perspectief van de ongelovige is dit vanzelfsprekend. Hij positioneert zichzelf als de neutrale, onbevooroordeelde rechter. Zijn eis om “rationeel bewijs” voor God, los van de Bijbel, is geen open vraag, maar een absolute voorwaarde. Hij eist dat God en de Schrift zich legitimeren voor de rechtbank van zijn eigen, autonome verstand. De regels van deze rechtbank zijn door hemzelf opgesteld. Alleen wat logisch consistent, empirisch verifieerbaar of historisch aannemelijk is binnen zijn wereldbeeld, wordt als geldig bewijs geaccepteerd.
De gelovige die het debat op dit terrein aangaat, voelt de druk om zijn geloof “respectabel” en “intellectueel aannemelijk” te maken. Hij accepteert het uitgangspunt dat hij de absolute autoriteit en betrouwbaarheid van de Schrift, tijdelijk aan de kant moet zetten om gehoord te worden. Hij wordt gedwongen om te argumenteren alsof de Bijbel niet de ultieme waarheid is. Hij gebruikt de instrumenten van de seculiere rede, logica, natuurlijke theologie, historische waarschijnlijkheid, om een zaak voor God op te bouwen, in de hoop dat hij, als de zaak sterk genoeg is, de ongelovige kan overtuigen om daarna de Bijbel misschien serieus te nemen.
In deze dynamiek heeft de gelovige de strijd al verloren voordat hij is begonnen. De autoriteit van God is vanaf het begin al buitenspel gezet. Hij heeft het speelveld van de tegenstander betreden en diens regels geaccepteerd.
De diagnose van de Schrift
De Schrift leert dat het probleem van de onbekeerde mens geen gebrek aan kennis is, maar een actieve onderdrukking van de waarheid die God al in hem en om hem heen heeft geopenbaard. De apostel Paulus legt deze diagnose uit in zijn brief aan de Romeinen:
(18) Want de toorn van God wordt geopenbaard vanuit de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van de mensen, die de waarheid in ongerechtigheid onderdrukken, (19) omdat wat van God gekend kan worden, hun bekend is. God Zelf heeft het hun immers geopenbaard. (20) Want de dingen van Hem die onzichtbaar zijn, worden sinds de schepping van de wereld uit Zijn werken gekend en doorzien, namelijk én Zijn eeuwige kracht én Zijn Goddelijkheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn. – Romeinen 1:18-20
De mens leeft niet in een neutraal universum waarin hij op zoek is naar God. De mens leeft in Gods universum en onderdrukt actief de kennis van God die hij al bezit. Het probleem is moreel, geen intellectueel. Deze onderdrukking van de waarheid heeft directe gevolgen voor het functioneren van de rede. Paulus vervolgt in vers 21 van hetzelfde hoofdstuk:
Want zij hebben, hoewel zij God kennen, Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar zij zijn verdwaasd in hun overwegingen en hun onverstandig hart is verduisterd. – Romeinen 1:21
Het verstand is, als gevolg van de zondeval, verduisterd en niet in staat om de waarheid correct te interpreteren. Dit is wat theologen de noëtische effecten van de zonde noemen. De zonde heeft het denken volledig aangetast.
Spreuken 1:7 stelt ook dat het beginpunt van alle ware kennis niet de neutrale menselijke rede is, maar de vreze des HEEREN.
Ware kennis begint met de onderwerping van het verstand aan het gezag van God. Een denken dat deze onderwerping weigert, is per definitie op een dwaalweg. De Heere Jezus Zelf verbindt de afwijzing van de waarheid direct aan de morele gesteldheid van het hart:
En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liefgehad, meer dan het licht, want hun werken waren slecht. – Johannes 3:19
De mens vlucht voor de waarheid, niet omdat deze onduidelijk is, maar omdat deze zijn zonde blootlegt. De rationaliteit wordt hier een instrument van de wil om de duisternis te rechtvaardigen. David vat in Pslam 14:1 de diagnose samen door te stellen dat de dwaas in zijn hart dat er geen God is. De Bijbelse diagnose is dat de claim van neutraliteit een leugen is. Ons denken is altijd religieus. Het dient ofwel de ware God in nederige vrees, ofwel een afgod in opstandige autonomie.
De wortels van de leugen
De moderne aanname van een neutrale rationaliteit is het product van een filosofische en theologische verschuiving in het westerse denken. De wortels van deze leugen liggen in de Verlichting, die de basis van de kennis radicaal verplaatste.
Voor de Verlichting was de heersende overtuiging, geworteld in de Schrift, dat alle ware kennis begint bij God en Zijn openbaring. De Reformatie had dit principe nog eens aangescherpt. De Schrift is het van zichzelf gezaghebbende Woord van God, het startpunt en de norm voor alle denken. De Verlichting keerde dit om. De Franse filosoof René Descartes initieerde dit met zijn zoektocht naar een onbetwijfelbaar fundament voor kennis. Hij vond dit niet in God, maar in het denkende ‘ik’: “Cogito, ergo sum” (“Ik denk, dus ik ben”). Vanaf dit moment werd de autonome, menselijke rede het startpunt en de uiteindelijke maatstaf voor de waarheid.
De Duitse filosoof Immanuel Kant bracht deze ontwikkeling tot een radicale conclusie. In zijn filosofie maakte hij een strikte scheiding tussen de wereld die we kunnen kennen door onze zintuigen en ons verstand (de fenomenale wereld) en de wereld die daarbuiten ligt (de noumenale wereld), waartoe ook God behoort. Volgens Kant kan de menselijke rede met zekerheid niets zeggen over het bestaan of het wezen van God. God werd verbannen naar het domein van het ‘geloof’, een subjectieve, morele aanname, los van de objectieve, rationele kennis. Dit creëerde de moderne scheiding tussen geloof en rede, feit en waarde.
Deze filosofische ‘revolutie’ had een enorme impact op de theologie en de apologetiek. Christelijke denkers voelden de druk om het geloof te verdedigen op het nieuwe, zogenaamd ‘neutrale’ terrein van de autonome rede. De natuurlijke theologie, de poging om Gods bestaan te bewijzen op basis van de natuur en de logica alleen, werd steeds meer gezien als een noodzakelijke voorwaarde om het geloof intellectueel respectabel te maken. Men accepteerde het uitgangspunt van de ongelovige. Gods Woord mag pas spreken nadat de menselijke rede de weg heeft vrijgemaakt.
Het Bijbelse alternatief
Het Bijbelse alternatief voor menselijke autonomie is een oproep tot een denken in afhankelijkheid van God. Gods Woord presenteert geen systeem waarin de mens zijn rede uitschakelt, maar een realiteit waarin de rede wordt verlost en op de juiste wijze functioneert door haar onderwerping aan de Schrift.
De apostel Johannes stelt in Johannes 1:9 dat de Heere Jezus Christus het ware Licht is, “dat iedere mens verlicht”. Dit is een wezenlijke claim over de bron van kennis. Ware kennis en verlichting worden niet gevonden door te vertrouwen op het verduisterde denken van de eigen, gevallen rede. Ware kennis wordt gevonden door zich te keren tot Hem die de Bron van alle licht is. Zonder Hem is elk denken ten diepste een wandelen in de duisternis.
De overgang van de duisternis naar dit licht is een soeverein werk van de Heilige Geest. De Heere Jezus belooft dat de Geest van de waarheid de Zijnen zal “leiden in heel de waarheid”. Overtuiging van de waarheid van het Evangelie is geen conclusie van een neutraal, logisch proces. Het is een bovennatuurlijk wonder waarbij de Geest de ogen van een geestelijk blinde zondaar opent voor de heerlijkheid van Christus in de Schrift.
Door dit werk van de Geest ontvangt de gelovige deel aan de gezindheid van Christus”. De wedergeboorte is het begin van een fundamentele vernieuwing van het denken. Het is geen perfect proces, maar de start van een leven waarin het denken niet langer wordt beheerst door de opstandige aannames van de wereld, maar steeds meer wordt gevormd door de waarheid van Christus.
Dit nieuwe, afhankelijke denken is een actieve, geestelijke strijd. Het is de praktische toepassing van Paulus’ oproep in 2 Korinthe 10:4-5, waar hij spreekt over het afbreken van bolwerken en het “gevangennemen van elke gedachte tot de gehoorzaamheid aan Christus.” Ware, Bijbelse rationaliteit is de voortdurende discipline om elke menselijke gedachte, elke theorie en elke filosofie te toetsen aan de Schrift en te onderwerpen aan de heerschappij van Christus. Het is een denken dat zijn kracht en zijn zekerheid vindt in de onwankelbare Rots van Gods openbaring.
Implicaties voor apologetiek
De erkenning dat er geen neutrale rationaliteit bestaat, leidt tot een apologetiek die niet begint bij de mens, maar bij God. Het beginpunt is de soevereine zelfopenbaring van God in de Schrift. Het Woord van God is niet de conclusie die we proberen te bewijzen, het is de vooronderstelling en het fundament waarop al ons denken en argumenteren rust.
Het voorbeeld voor deze benadering zien we in de praktijk bij de apostel Paulus op de Areopagus in Handelingen 17. Paulus begint zijn toespraak niet met een neutraal, filosofisch bewijs voor het bestaan van God om een ‘gemeenschappelijke grond’ te vinden. Hij confronteert direct het fundament van hun denken. Hij identificeert hun afgoderij (de stad vol afgodsbeelden) en gebruikt hun altaar voor “de onbekende god” niet als een punt van overeenkomst, maar als een bewijs van hun onwetendheid. Vanaf dat punt verkondigd hij de God van de Schrift. De Schepper van hemel en aarde, de Heere Die geen tempels bewoont en niet door mensenhanden gediend wordt alsof Hij iets nodig heeft.
Hoewel Paulus hun dichters citeert (“want ook wij zijn van Zijn geslacht”), doet hij dit niet om hun filosofie te valideren. Hij gebruikt het om de tegenstrijdigheid en de absurditeit van hun eigen wereldbeeld aan te tonen. Als jullie erkennen dat de mens zijn oorsprong in God vindt, hoe dwaas is het dan om te denken dat God een levenloos beeld van goud of zilver kan zijn? Zijn apologetiek is een daad van deconstructie, die uitmondt in de meest on-neutrale en aanstootgevende claim van het christendom: de opstanding van Christus en de universele oproep tot bekering in het licht van het komende oordeel.
Argumenten zijn nuttig, maar hun rol is secundair. De taak van de apologeet is om de inconsistentie van een wereldbeeld zonder God aan te tonen. Het uiteindelijke doel is geen intellectuele overwinning. De zondaar wordt geconfronteerd met de onhoudbaarheid van zijn eigen opstandige vooronderstellingen en wordt geroepen tot bekering en geloof in de Heere Jezus Christus.
Conclusie
De claim van neutrale rationaliteit is een filosofische illusie. De christelijke apologetiek verwerpt daarom de eis van neutraliteit en bouwt haar huis op de Rots van Gods onfeilbare Woord. Haar vertrouwen ligt in de kracht van de Heilige Geest, die het denken van de zondaar gevangenneemt tot de gehoorzaamheid aan Christus, de Bron en het Doel van alle ware kennis.