Geloofsbelijdenis
Dit is de geloofsbelijdenis van Christus’ Kerk Lelystad. Als gereformeerde baptistengemeente staan wij hierin op grond van de Schrift. Wij belijden dit met vrijmoedigheid, in afhankelijkheid van de Heere en met het verlangen Hem in alles te eren. Allen die waarlijk geloven in Christus Jezus, zoals Hij in de Schrift is geopenbaard en in wie de vrucht van dat geloof zichtbaar is, erkennen wij van harte als onze broeders en zusters, ook als zij op enkele punten anders denken.
God
Wij geloven en onderwijzen dat er één ware en levende God is [1a], eeuwig en zonder begin of einde [1b], volmaakt in Zijn wezen en eigenschappen [1c]. Hij is geest [1d], onzichtbaar [1e], onafhankelijk [1f], onveranderlijk [1g], alwetend [1h], almachtig [1i], alomtegenwoordig [1j], volkomen heilig [1k], rechtvaardig [1l], goed [1m], barmhartig [1n], lankmoedig [1o], getrouw [1p] en vol liefde [1q]. Hij is de enige Schepper, Onderhouder en Regeerder van alle dingen [1r] en doet alles naar het welbehagen van Zijn wil [1s], tot eer van Zijn Naam [1t].
Wij geloven en onderwijzen dat deze ene God bestaat in drie onderscheiden Personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest [2a]. Zij zijn van één wezen [2b] en hebben eeuwige gemeenschap met elkaar [2c]. De Vader is God [2d], de Zoon is God [2e], en de Heilige Geest is God [2f], niet drie goden, maar één God [2g].
Wij geloven en onderwijzen dat God Zichzelf heeft geopenbaard in de schepping [3a], in de geschiedenis [3b], en volkomen en toereikend in Zijn Woord [3c]. Alles wat nodig is om Hem te kennen, te vrezen en te dienen, is door Hem geopenbaard [3d]. Hij is hoogverheven [3e] en toch nabij aan allen die Hem in waarheid aanroepen [3f]. Hij alleen is waardig om aanbeden te worden met eerbied, liefde, gehoorzaamheid en lof [3g]. Aan Hem komt alle aanbidding toe, want er is niemand gelijk aan Hem [3h].
[1a] Deuteronomium 6:4, Jesaja 45:5-6 | [1b] Psalm 90:2, Openbaring 1:8 | [1c] Mattheüs 5:48, Romeinen 11:33-36 | [1d] Johannes 4:24 | [1e] 1 Timotheüs 1:17, Kolossenzen 1:15 | [1f] Handelingen 17:24-25 | [1g] Maleachi 3:6, Jakobus 1:17 | [1h] Psalm 147:5, Hebreeën 4:13 | [1i] Genesis 17:1, Mattheüs 19:26 | [1j] Psalm 139:7-10 | [1k] Jesaja 6:3, 1 Petrus 1:15-16 | [1l] Deuteronomium 32:4 | [1m] Psalm 119:68, Markus 10:18 | [1n] Exodus 34:6 | [1o] 2 Petrus 3:9 | [1p] Deuteronomium 7:9, 1 Korinthe 1:9 | [1q] 1 Johannes 4:8, 1 Johannes 4:16 | [1r] Genesis 1:1, Hebreeën 1:3 | [1s] Efeze 1:11 | [1t] Openbaring 4:11
[2a] Mattheüs 28:19, 2 Korinthe 13:13 | [2b] Johannes 10:30, Johannes 17:21 | [2c] Johannes 17:5, Johannes 17:24 | [2d] Johannes 6:27 | [2e] Johannes 1:1, Hebreeën 1:8 | [2f] Handelingen 5:3-4 | [2g] Deuteronomium 6:4, Jakobus 2:19
[3a] Psalm 19:2-5, Romeinen 1:19-20 | [3b] Daniël 2:21, Handelingen 14:17 | [3c] 2 Timotheüs 3:16-17, Hebreeën 1:1-2 | [3d] Deuteronomium 29:29, Johannes 20:31 | [3e] Jesaja 40:22-25 | [3f] Psalm 145:18, Jakobus 4:8 | [3g] Psalm 96:4-9, Johannes 4:23-24 | [3h] Jesaja 40:25, Exodus 15:11
God de Vader
Wij geloven en onderwijzen dat God de Vader, in gemeenschap met de Zoon en de Heilige Geest, de ene ware en levende God is [1a]. Hij is volmaakt in Zijn wezen [1b], eeuwig [1c], almachtig [1d], heilig [1e], rechtvaardig [1f], wijs [1g] en goed [1h]. Hij is de Schepper van hemel en aarde [1i], de Onderhouder van alle dingen [1j] en regeert alles naar het welbehagen van Zijn wil [1k].
Wij geloven en onderwijzen dat God de Vader van eeuwigheid de Zoon heeft liefgehad [2a] en Hem heeft gezonden in de wereld tot verlossing van zondaren [2b]. In deze zending openbaart de Vader Zijn barmhartigheid [2c], trouw [2d] en heerlijkheid [2e].
Wij geloven en onderwijzen dat alleen zij die door het geloof in Christus zijn verenigd met Hem, God waarachtig mogen aanroepen als hun Vader [3a]. Deze geestelijke aanneming tot kinderen is het gevolg van Gods eeuwige verkiezing [3b] en vindt plaats op grond van het werk van Christus [3c] en door de werking van de Heilige Geest [3d].
Wij geloven en onderwijzen dat God de Vader Zijn kinderen opvoedt [4a], kastijdt [4b], leidt [4c] en bewaart in Zijn genade tot de dag van Christus [4d]. In al Zijn doen is Hij volmaakt goed [4e], geheel betrouwbaar [4f], en waardig om in alles vertrouwd en gehoorzaam te worden [4g].
[1a] Mattheüs 28:19, 2 Korinthe 13:13 | [1b] Mattheüs 5:48 | [1c] Psalm 90:2 | [1d] Genesis 17:1 | [1e] Jesaja 6:3, 1 Petrus 1:15–16 | [1f] Deuteronomium 32:4 | [1g] Romeinen 16:27 | [1h] Psalm 119:68 | [1i] Genesis 1:1 | [1j] Hebreeën 1:3 | [1k] Efeze 1:11
[2a] Johannes 17:24 | [2b] Johannes 3:16–17, Galaten 4:4–5 | [2c] Lukas 6:36, Psalm 103:13 | [2d] Deuteronomium 7:9 | [2e] Johannes 17:1–5
[3a] Johannes 1:12–13, Romeinen 8:14–17 | [3b] Efeze 1:4–5 | [3c] Galaten 4:4–5 | [3d] Romeinen 8:15–16, Galaten 4:6
[4a] Psalm 103:13–14 | [4b] Hebreeën 12:5–11 | [4c] Psalm 23:1–3, Romeinen 8:14 | [4d] 1 Petrus 1:5, Judas 24 | [4e] Mattheüs 7:11 | [4f] 1 Korinthe 1:9 | [4g] Deuteronomium 32:4, Spreuken 3:5–6
Jezus Christus
Wij geloven en onderwijzen dat Jezus Christus de eeuwige Zoon van God is [1a], één in wezen met de Vader en de Heilige Geest [1b], waarachtig God [1c] en waarachtig mens [1d]. In de volheid van de tijd is Hij, zonder ophouden God te zijn, mens geworden door de werking van de Heilige Geest [1e], geboren uit de maagd Maria [1f]. Hij is door Wie en tot Wie alle dingen geschapen zijn [1g], en Hij draagt alle dingen door het Woord van Zijn kracht [1h]. Hij leefde een volmaakt, zondeloos leven in volmaakte gehoorzaamheid aan de wil van de Vader [1i].
Wij geloven en onderwijzen dat Jezus Christus gekomen is om Zijn volk te verlossen van hun zonden [2a]. Hij is de beloofde Messias [2b], de enige Middelaar tussen God en mensen [2c], de Tweede Adam [2d], de ware Profeet, Priester en Koning [2e]. In Zijn kruisdood heeft Hij vrijwillig en plaatsvervangend geleden en is Hij gestorven [2f], als het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt [2g]. Hij droeg Gods rechtvaardige toorn in de plaats van zondaren [2h], opdat zij door geloof in Hem rechtvaardig verklaard zouden worden op grond van Zijn gerechtigheid [2i].
Wij geloven en onderwijzen dat Jezus werkelijk is gestorven [3a], begraven [3b], en op de derde dag lichamelijk is opgewekt uit de dood [3c]. Hij is opgevaren naar de hemel [3d] en zit aan de rechterhand van God de Vader [3e], waar Hij voor Zijn volk pleit [3f]. Hij is de levende Heere [3g], Die Zijn gemeente regeert [3h] en bewaart [3i], en Die zal wederkomen in heerlijkheid om te oordelen de levenden en de doden [3j].
Wij geloven en onderwijzen dat alleen wie in Jezus Christus gelooft [4a], in Hem blijft [4b] en Zijn woorden bewaart [4c], deel heeft aan Zijn verlossing [4d]. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven [4e]. Buiten Hem is geen leven [4f], geen hoop [4g], geen vergeving [4h], en geen toegang tot de Vader [4i].
[1a] Johannes 1:1, Johannes 17:5 | [1b] Johannes 10:30, Mattheüs 28:19 | [1c] Johannes 1:1, Johannes 20:28 | [1d] Johannes 1:14, Hebreeën 2:14 | [1e] Lukas 1:35, Mattheüs 1:20 | [1f] Mattheüs 1:23, Lukas 1:34 | [1g] Johannes 1:3, Kolossenzen 1:16 | [1h] Hebreeën 1:3 | [1i] 1 Petrus 2:22, Johannes 8:29
[2a] Mattheüs 1:21, Lukas 19:10 | [2b] Johannes 4:25–26, Markus 8:29 | [2c] 1 Timotheüs 2:5 | [2d] 1 Korinthe 15:45–47 | [2e] Deuteronomium 18:15, Hebreeën 3:1, Johannes 18:36–37 | [2f] Filippenzen 2:8, Jesaja 53:5 | [2g] Johannes 1:29 | [2h] Romeinen 3:25, 1 Johannes 2:2 | [2i] Romeinen 3:24–26, 2 Korinthe 5:21
[3a] Johannes 19:33 | [3b] Mattheüs 27:59–60 | [3c] 1 Korinthe 15:4, Lukas 24:6–7 | [3d] Handelingen 1:9–11 | [3e] Efeze 1:20–21, Hebreeën 1:3 | [3f] Hebreeën 7:25, Romeinen 8:34 | [3g] Openbaring 1:18 | [3h] Kolossenzen 1:18 | [3i] Johannes 10:28–29 | [3j] Mattheüs 25:31–32, Johannes 5:28–29
[4a] Johannes 3:16, Johannes 6:40 | [4b] Johannes 15:4–5 | [4c] Johannes 14:23–24 | [4d] Romeinen 8:1, Johannes 5:24 | [4e] Johannes 14:6 | [4f] Johannes 1:4 | [4g] 1 Petrus 1:3 | [4h] Efeze 1:7 | [4i] Johannes 14:6
De Heilige Geest
Wij geloven en onderwijzen dat de Heilige Geest, in volmaakte gemeenschap met de Vader en de Zoon, waarachtig en eeuwig God is [1a]. Hij is geen kracht of abstract beginsel, maar een Persoon Die spreekt [1b], leidt [1c], overtuigt [1d] en werkt naar de wil van God [1e]. Hij was werkzaam in de schepping [1f], sprak door de profeten [1g] en heeft de Heere Jezus Christus in de volheid van de tijd lichamelijk verwekt in de schoot van de maagd Maria [1h]. In alles werkt Hij uit wat de Vader heeft bepaald [1i] en de Zoon heeft verworven [1j].
Wij geloven en onderwijzen dat de Heilige Geest dode zondaren levend maakt [2a], hen overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel [2b], en bekering en geloof werkt in de harten van hen die van eeuwigheid uitverkoren zijn [2c]. Hij verenigt hen met Christus [2d], woont in hen als onderpand van de erfenis [2e] en bevestigt hun aanneming tot kinderen door Zijn getuigenis [2f].
Wij geloven en onderwijzen dat de Heilige Geest gelovigen heiligt [3a], onderwijst [3b], troost [3c], leidt [3d], versterkt [3e] en vormt naar het beeld van Christus [3f]. Hij werkt door het Woord dat Hij Zelf heeft ingegeven [3g], verlicht het verstand [3h], opent het hart [3i] en geeft kracht tot gehoorzaamheid [3j].
Wij geloven en onderwijzen dat de Heilige Geest de gemeente toerust met geestelijke gaven naar Zijn wil [4a], tot dienstbetoon [4b], opbouw [4c] en getuigenis [4d]. Deze gaven zijn onderworpen aan het gezag van de Schrift [4e] en hebben altijd Christus tot middelpunt, niet de mens [4f]. De Geest werkt ordelijk [4g], heilig [4h] en in overeenstemming met het Woord dat Hij heeft gegeven [4i].
[1a] Handelingen 5:3–4, 2 Korinthe 3:17 | [1b] Handelingen 13:2, Openbaring 2:7 | [1c] Romeinen 8:14, Galaten 5:18 | [1d] Johannes 16:8 | [1e] 1 Korinthe 12:11 | [1f] Genesis 1:2 | [1g] 2 Petrus 1:21 | [1h] Lukas 1:35, Mattheüs 1:20 | [1i] Johannes 16:13–14 | [1j] Johannes 7:39, Titus 3:5–6
[2a] Johannes 3:5-8, Efeze 2:5 | [2b] Johannes 16:8 | [2c] Johannes 6:37, Johannes 6:44, Handelingen 16:14 | [2d] 1 Korinthe 12:13 | [2e] Efeze 1:13–14 | [2f] Romeinen 8:15–16, Galaten 4:6
[3a] 1 Korinthe 6:11, 2 Thessalonicenzen 2:13 | [3b] Johannes 14:26 | [3c] Johannes 14:16 | [3d] Romeinen 8:14 | [3e] Efeze 3:16 | [3f] 2 Korinthe 3:18 | [3g] 2 Timotheüs 3:16, 2 Petrus 1:21 | [3h] 1 Korinthe 2:10–12 | [3i] Handelingen 16:14 | [3j] Ezechiël 36:27, Galaten 5:16
[4a] 1 Korinthe 12:4–11 | [4b] 1 Petrus 4:10 | [4c] Efeze 4:11–12 | [4d] Handelingen 1:8 | [4e] 1 Korinthe 14:37 | [4f] Johannes 16:14 | [4g] 1 Korinthe 14:40 | [4h] Romeinen 15:16 | [4i] Johannes 17:17
De Bijbel, het geschreven Woord van God
Wij geloven en onderwijzen dat de Bijbel het enige heilige Boek is dat door God is gegeven aan de mensheid [1a]. De Schrift is het geschreven Woord van God [1b], onderscheiden van alle andere religieuze geschriften, tradities of openbaringen [1c]. Alleen de Bijbel draagt het gezag van God Zelf, omdat het van Hem afkomstig is [1d]. Alle geloof, leer en praktijk behoren daarom getoetst te worden aan dit ene, vaste fundament [1e].
Wij geloven en onderwijzen dat de 66 boeken en brieven van het Oude en Nieuwe Testament het volledige en gesloten verslag vormen van Gods openbaring aan de mens [2a]. Er is geen aanvullende openbaring nodig of te verwachten buiten deze canon [2b]. God heeft Zich geopenbaard in de geschiedenis [2c], door profeten [2d] en apostelen [2e], en uiteindelijk door Zijn Zoon Jezus Christus [2f], van Wie de Schrift getuigt [2g]. Wat nodig is tot zaligheid, geloof en heiliging is in de Schrift volledig geopenbaard [2h].
Wij geloven en onderwijzen dat de hele Schrift door God is geïnspireerd [3a], toereikend [3b], onfeilbaar [3c] en gezaghebbend [3d]. Met geïnspireerd bedoelen wij dat de woorden van de Schrift door de Heilige Geest zijn ingegeven [3e], waarbij God door menselijke schrijvers werkte zonder hun persoonlijkheid of stijl uit te schakelen [3f]. Met toereikend bedoelen wij dat de Schrift voldoende is voor het kennen van God [3g], het verstaan van onze roeping [3h], het leven tot Zijn eer [3i] en het verwachten van Zijn beloften [3j]. De Schrift is zonder dwaling in wat zij leert [3k] en bezit het hoogste gezag in alle zaken van geloof en leven [3l].
Wij geloven en onderwijzen dat elke vorm van leer of geestelijke ervaring die niet geworteld is in de Schrift, of die daarmee in strijd is, verworpen moet worden [4a]. God spreekt Zichzelf niet tegen [4b]. Wat beweerd wordt in Naam van de Geest, maar ingaat tegen het getuigenis van het Woord [4c] of tegen het geopenbaarde karakter van God [4d], is niet van Hem. Wij verwerpen daarom elke vorm van geestelijke subjectiviteit die de Schrift ondermijnt of vervangt [4e], of die op ervaring bouwt in plaats van op het Woord [4f].
[1a] 2 Timotheüs 3:16–17, Psalm 19:8–12 | [1b] Johannes 17:17 | [1c] Jesaja 8:20 | [1d] Johannes 10:35 | [1e] Handelingen 17:11
[2a] Hebreeën 1:1–2 | [2b] Openbaring 22:18–19, Deuteronomium 4:2 | [2c] Psalm 78:1–7 | [2d] 2 Petrus 1:21 | [2e] Efeze 3:5 | [2f] Johannes 1:14, Hebreeën 1:1–3 | [2g] Johannes 5:39 | [2h] Romeinen 15:4, 2 Timotheüs 3:15–17
[3a] 2 Timotheüs 3:16 | [3b] Psalm 19:8–9 | [3c] Johannes 17:17 | [3d] Mattheüs 5:17–18 | [3e] 2 Petrus 1:21 | [3f] Lukas 1:1–4 | [3g] Johannes 17:3 | [3h] Micha 6:8 | [3i] Romeinen 12:1–2 | [3j] 2 Petrus 1:4 | [3k] Psalm 119:160 | [3l] Jesaja 40:8
[4a] Galaten 1:8–9 | [4b] Titus 1:2 | [4c] Johannes 16:13 | [4d] Exodus 34:6–7 | [4e] Kolossenzen 2:18–19 | [4f] 2 Korinthe 11:3–4
De mens
Wij geloven en onderwijzen dat God de mensheid, man (Adam) en vrouw (Eva), heeft geschapen naar Zijn eigen beeld en gelijkenis [1a], vrij van zonde [1b], opdat de mens God zou verheerlijken [1c] en met Hem in gemeenschap zou leven [1d]. De mens was oorspronkelijk goed [1e], rechtvaardig [1f] en in staat tot ware kennis van God [1g].
Wij geloven en onderwijzen dat de mens verleid is door satan [2a], maar in het soevereine plan van God [2b], vrijwillig heeft gekozen om Gods gebod te overtreden [2c]. Door deze daad van ongehoorzaamheid is de zonde in de wereld gekomen [2d] en daarmee ook de dood [2e], het oordeel [2f] en de vervreemding van God [2g] voor het gehele menselijk geslacht.
Wij geloven en onderwijzen dat alle mensen hebben gezondigd [3a] en de heerlijkheid van God missen [3b]. Door de zondeval is de mens geestelijk dood [3c], leeft hij in vijandschap met God [3d], is hij onderworpen aan de heerschappij van de zonde [3e] en staat hij terecht onder Gods rechtvaardige toorn [3f]. De mens is in zichzelf onbekwaam en onwillig om tot God terug te keren [3g].
Wij geloven en onderwijzen dat verzoening met God alleen mogelijk is door bekering en geloof in Jezus Christus [4a]. Deze bekering en dit geloof zijn geen vrucht van de menselijke wil [4b], maar het werk van Gods genade [4c]. Alleen zij die door de Vader aan de Zoon zijn gegeven [4d], uitverkoren vóór de grondlegging van de wereld [4e] en in de tijd door de Geest worden geroepen [4f], zullen komen en leven ontvangen in Christus [4g].
Het Lichaam van Christus
Wij geloven en onderwijzen dat het Lichaam van Christus bestaat uit allen die door wedergeboorte en geloof in Jezus Christus zijn verbonden met Hem [1a]. Deze universele Kerk wordt gevormd door ware gelovigen uit alle tijden en plaatsen [1b], die geroepen zijn uit de wereld om toe te behoren aan God [1c], geheiligd door de Geest [1d] en levend gemaakt door het Woord [1e].
Wij geloven en onderwijzen dat Jezus Christus het enige en volmaakte Hoofd is van Zijn lichaam, de Kerk [2a]. Hij is haar oorsprong [2b], haar Leidsman [2c], haar Redder [2d] en haar Heere [2e]. De Kerk leeft uit Hem [2f], wordt gebouwd op Zijn Woord [2g] en is geroepen om Hem in alles onderworpen te zijn [2h], opdat Hij in alles de Eerste is [2i].
Wij geloven en onderwijzen dat een plaatselijke gemeente onderworpen hoort te zijn aan het gezag van het onfeilbare Woord van God [3a]. De gemeente is geen menselijke organisatie [3b], maar een geestelijk huis [3c], gebouwd op Christus [3d] en geroepen om te wandelen in gehoorzaamheid aan Zijn geboden [3e].
Wij geloven en onderwijzen dat een plaatselijke gemeente behoort te functioneren onder het herderlijk toezicht van bekwame, beproefde en Bijbels gekwalificeerde mannen die als oudsten de gemeente dienen [4a]. Meervoudig leiderschap is de Bijbelse norm [4b], waarin broeders gezamenlijk toezien op het onderwijs [4c], het geestelijk welzijn [4d] en de heiliging van de gemeente [4e], als dienaars van Christus [4f] en rentmeesters van Gods huis [4g].
Wij geloven en onderwijzen dat gelovigen geroepen zijn om samen te komen als gemeente [5a], om zich toe te wijden aan de lof van God door gebed [5b], het onderwijs en de verkondiging van het Woord [5c], heilige gemeenschap [5d], geestelijke liederen [5e], de bediening van de doop [5f] en het avondmaal [5g], en het dienstbetoon aan de heiligen [5h]. In deze samenkomsten bouwt God Zijn volk op [5i] en rust Hij hen toe tot dienstbetoon en getuigenis in de wereld [5j].
[1a] 1 Korinthe 12:12–13, Johannes 3:5–8 | [1b] Openbaring 5:9–10 | [1c] 1 Petrus 2:9 | [1d] 2 Thessalonicenzen 2:13 | [1e] Jakobus 1:18, 1 Petrus 1:23
[2a] Kolossenzen 1:18, Efeze 1:22–23 | [2b] Johannes 1:1–3 | [2c] Hebreeën 12:2 | [2d] Mattheüs 1:21 | [2e] Handelingen 2:36 | [2f] Johannes 15:5 | [2g] Mattheüs 7:24–25, Efeze 2:20 | [2h] Kolossenzen 2:6–7 | [2i] Kolossenzen 1:18
[3a] 2 Timotheüs 3:16–17 | [3b] Mattheüs 16:18 | [3c] 1 Petrus 2:5 | [3d] 1 Korinthe 3:11 | [3e] Johannes 14:15
[4a] 1 Timotheüs 3:1–7, Titus 1:5–9 | [4b] Handelingen 14:23 | [4c] Handelingen 20:28 | [4d] Hebreeën 13:17 | [4e] Efeze 4:11–12 | [4f] 1 Korinthe 4:1 | [4g] 1 Timotheüs 3:15
[5a] Hebreeën 10:24–25 | [5b] Handelingen 2:42 | [5c] 1 Timotheüs 4:13 | [5d] Handelingen 2:42 | [5e] Efeze 5:19 | [5f] Mattheüs 28:19 | [5g] 1 Korinthe 11:23–26 | [5h] Galaten 6:10 | [5i] Efeze 4:11–16 | [5j] Handelingen 1:8
Israël en de Gemeente
Wij geloven en onderwijzen dat God in de geschiedenis van de openbaring begonnen is met Abraham en zijn nageslacht [1a]. Aan Israël heeft Hij Zijn woorden, verbonden en beloften toevertrouwd [1b]. In dit volk openbaarde de HEERE Zijn heiligheid, rechtvaardigheid en trouw [1c]. Uit Israël is naar het vlees de Messias voortgekomen [1d].
Wij geloven en onderwijzen dat alle beloften van God hun vervulling hebben gevonden in Jezus Christus, de Zoon van Abraham en de ware Knecht des HEEREN [2a]. In Hem bereikt Gods heilswerk zijn doel [2b]. Alleen door geloof en wedergeboorte ontvangen mensen, Jood of heiden, deel aan de beloften en aan het leven dat God schenkt [2c].
Wij geloven en onderwijzen dat Israël en de gemeente onderscheiden zijn in oorsprong en heilshistorische plaats [3a], maar geen twee volkeren met afzonderlijke wegen tot zaligheid vormen [3b]. Israël is het historische verbondsvolk waarin God Zijn heilsplan heeft ingezet [3c]. De gemeente is geopenbaard in de volheid van de tijd, toen Christus de beloften vervulde en de Heilige Geest werd uitgestort [3d]. In de gemeente worden gelovigen uit Israël en uit de volken samengebracht [3e].
Wij geloven en onderwijzen dat deze eenheid in Christus de vervulling vormt van Gods heilsplan [4a]. De gemeente is niet Israël, en Israël is niet de gemeente [4b], maar beiden vinden hun bestemming in Christus [4c]. Hij verenigt gelovigen uit Israël en uit de volken tot één lichaam [4d]. De Schrift spreekt daarom van één kudde onder één Herder [4e] en van één olijfboom waarin zowel gelovigen uit Israël als uit de volken worden ingelijfd[4f]. Heidenen vormen geen afzonderlijk volk, maar worden toegevoegd aan wat God in Israël begonnen is [4g] en ontvangen dezelfde erfenis op grond van geloof [4h].
Wij geloven en onderwijzen dat het natuurlijke Israël een blijvende plaats heeft binnen Gods heilsplan [5a]. De huidige verharding is niet definitief [5b]; God heeft Zijn volk niet verstoten [5c]. Hij zal, op Zijn tijd, velen uit Israël tot geloof brengen en opnieuw inenten in dezelfde olijfboom waarvan zij zijn afgebroken [5d]. Dit gebeurt door het ene Evangelie van Jezus Christus, niet door een apart verbond of een eigen heilsweg [5e].
Wij geloven en onderwijzen dat de oudtestamentische beloften en instellingen gericht zijn op Christus [6a] en in Hem hun vervulling vinden [6b]. De vormen van het oude verbond, land, tempel, priesterschap en offers, waren heenwijzingen naar de werkelijkheid die in Christus is aangebroken [6c]. Daarom verwachten wij niet de terugkeer van het oude verbond [6d], maar de voltooiing van Gods beloften in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar het gehele verloste volk van God, uit Israël en uit de volken, in gemeenschap met Hem zal leven [6e].
[1a] Genesis 12:1-3, Handelingen 7:2-3 | [1b] Romeinen 3:1-2, Romeinen 9:4 | [1c] Deuteronomium 7:6-9, Psalm 103:7-8 | [1d] Romeinen 9:5
[2a] Galaten 3:16, Jesaja 42:1-7 | [2b] 2 Korinthe 1:20 | [2c] Galaten 3:26-29, Johannes 1:12-13, 1 Petrus 1:3
[3a] 1 Korinthe 10:18, Efeze 3:4-5 | [3b] Handelingen 4:12, Johannes 14:6 | [3c] Exodus 19:5-6, Deuteronomium 7:6 | [3d] Handelingen 2:1-4, Handelingen 2:32-33 | [3e] Efeze 2:14-16
[4a] Efeze 1:9-10 | [4b] 1 Korinthe 10:32 | [4c] Efeze 1:22-23 | [4d] 1 Korinthe 12:13 | [4e] Johannes 10:16 | [4f] Romeinen 11:17-24 | [4g] Handelingen 15:14 | [4h] Galaten 3:29, Romeinen 8:17
[5a] Romeinen 11:1-2 | [5b] Romeinen 11:25 | [5c] Romeinen 11:1 | [5d] Romeinen 11:23-24 | [5e] Romeinen 10:12-13
[6a] Lukas 24:25-27 | [6b] Hebreeën 9:11-15 | [6c] Hebreeën 8:5, Hebreeën 10:1 | [6d] Hebreeën 8:13 | [6e] Openbaring 21:1-4
De discipel
Wij geloven en onderwijzen dat een ware discipel van Jezus Christus iemand is die door het geloof wedergeboren is [1a], zijn kruis opneemt [1b], zichzelf verloochent [1c] en Jezus volgt in gehoorzaamheid [1d]. Een discipel leeft niet voor zichzelf [1e], maar voor Hem Die hem gekocht heeft met Zijn bloed [1f].
Wij geloven en onderwijzen dat elke discipel geroepen is om in heiligheid te wandelen, omdat God heilig is [2a]. Heiliging is geen optioneel aspect van het christelijk leven [2b], maar de vrucht van ware genade [2c] en het bewijs van geestelijke groei [2d]. Discipelen worden geroepen tot zuiverheid in denken [2e], spreken [2f] en handelen [2g] en tot toewijding aan God in het dagelijks leven [2h].
Wij geloven en onderwijzen dat iedere discipel behoort te leven als deel van een plaatselijke gemeente [3a]. De gemeente is de context waarin gelovigen samen worden opgebouwd [3b], onderwezen [3c], vermaand [3d] en bemoedigd [3e]. Los van het Lichaam van Christus kan niemand geestelijk gezond leven [3f] of in gehoorzaamheid aan Christus wandelen [3g].
Wij geloven en onderwijzen dat God in Christus Jezus de discipel alles heeft gegeven wat nodig is om Zijn wil te kennen [4a] en overeenkomstig Zijn wil te wandelen [4b]. Door Zijn Woord [4c], Zijn Geest [4d] en Zijn genade [4e] is de gelovige toegerust om God te dienen [4f] en te volharden in geloof [4g], liefde [4h] en gehoorzaamheid [4i].
[1a] Johannes 3:3–8, 1 Petrus 1:23 | [1b] Mattheüs 16:24 | [1c] Lukas 14:26–27 | [1d] Johannes 8:31, Johannes 15:8 | [1e] Galaten 2:20 | [1f] 1 Korinthe 6:19–20, Openbaring 5:9
[2a] 1 Petrus 1:14–16 | [2b] Hebreeën 12:14 | [2c] Titus 2:11–12 | [2d] 2 Petrus 1:5–8 | [2e] Filippenzen 4:8 | [2f] Efeze 4:29 | [2g] Kolossenzen 3:17 | [2h] Romeinen 12:1–2
[3a] Hebreeën 10:24–25 | [3b] Efeze 4:11–16 | [3c] 1 Timotheüs 4:13 | [3d] Kolossenzen 3:16 | [3e] 1 Thessalonicenzen 5:11 | [3f] Johannes 15:4–5 | [3g] Johannes 14:21
[4a] Kolossenzen 1:9–10 | [4b] Efeze 2:10 | [4c] 2 Timotheüs 3:16–17 | [4d] Galaten 5:16–18 | [4e] 1 Korinthe 15:10 | [4f] Efeze 6:10–18 | [4g] Hebreeën 12:1–2 | [4h] Galaten 5:6, 1 Johannes 4:19 | [4i] Johannes 14:15
De doop
Wij geloven en onderwijzen dat de doop een verordening is van de Heere Jezus Christus [1a] en behoort tot het fundament van het christelijk leven [1b]. De doop is een zichtbaar teken van Gods genade [1c], gegeven tot onderwijzing [1d], versterking [1e] en bevestiging van het geloof [1f]. Het beeldt uit dat de gelovige met Christus gestorven, begraven en opgewekt is [1g] en roept op tot een leven in reinheid [1h], gehoorzaamheid [1i] en navolging [1j].
Wij geloven en onderwijzen dat de doop volgens de Schrift toekomt aan hen die het Evangelie hebben gehoord [2a], tot geloof en bekering zijn gekomen [2b] en verlangen Christus te volgen als Zijn discipel [2c]. In gehoorzaamheid aan Christus’ bevel worden zij gedoopt in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest [2d], als uiterlijke belijdenis van een innerlijke vernieuwing [2e]. De doop wordt niet bediend op grond van natuurlijke afstamming [2f], maar op grond van beleden geloof [2g].
Wij geloven en onderwijzen dat de doop in de Schrift bediend wordt door onderdompeling in water [3a]. Deze wijze van dopen komt overeen met het Griekse werkwoord baptizō [3b] en met de betekenis van de doop zoals onderwezen in Romeinen 6 en Kolossenzen 2: begraven worden met Christus, om met Hem op te staan in nieuwheid van leven [3c]. Onderdompeling drukt deze geestelijke werkelijkheid volledig en zichtbaar uit [3d].
Wij geloven en onderwijzen dat Gods verbond van genade zijn vervulling vindt in het Nieuwe Verbond in Christus [4a]. Dit verbond, zoals voorzegd in Jeremia 31 [4b] en uitgelegd in Hebreeën 8 en 10 [4c], bestaat uitsluitend uit wedergeboren gelovigen [4d]: zij die God kennen [4e], wier zonden zijn vergeven [4f] en in wie de wet van God geschreven is door de Heilige Geest [4g]. In Handelingen 2:39 wordt de belofte van vergeving en de gave van de Geest verkondigd aan allen die door God geroepen worden [4h], zowel uit de Joden als uit de volken [4i]. De woorden “voor u en voor uw kinderen” verwijzen niet naar verbondsoverdracht op grond van geboorte [4j], maar naar de universele reikwijdte van Gods roeping [4k]. Daarom dopen wij op basis van geloof [4l], niet op grond van erfelijke verbondenheid [4m].
Wij geloven en onderwijzen dat God vol ontferming is over kinderen [5a] en dat zij Hem toebehoren [5b]. Gelovige ouders zijn geroepen hun kinderen op te voeden in de vreze van de Heere [5c] en hun van jongs af aan de weg van het Evangelie te onderwijzen [5d]. Wij vertrouwen dat God in Zijn genade werkt in de harten van kinderen [5e] en wij bidden dat zij tot geloof en bekering zullen komen [5f], om daarna op Bijbelse wijze gedoopt te worden [5g].
[1a] Mattheüs 28:18–20 | [1b] Hebreeën 6:1–2 | [1c] Marcus 1:4 | [1d] Romeinen 6:3–4 | [1e] Handelingen 22:16 | [1f] Galaten 3:26–27 | [1g] Romeinen 6:3–5, Kolossenzen 2:12 | [1h] 1 Petrus 3:21 | [1i] Johannes 14:15 | [1j] Mattheüs 16:24
[2a] Handelingen 2:41, Handelingen 8:12 | [2b] Handelingen 2:38 | [2c] Handelingen 8:36–37 | [2d] Mattheüs 28:19 | [2e] Titus 3:5 | [2f] Johannes 1:12–13 | [2g] Marcus 16:16
[3a] Johannes 3:23, Handelingen 8:38–39 | [3b] Betekenis van baptizō: onderdompelen (lexicale verwijzing onderbouwd door Johannes 3:23) | [3c] Romeinen 6:4, Kolossenzen 2:12 | [3d] 1 Petrus 3:21 (beeldende betekenis)
[4a] Lukas 22:20 | [4b] Jeremia 31:31–34 | [4c] Hebreeën 8:6–13, Hebreeën 10:14–18 | [4d] Johannes 3:3–8 | [4e] Jeremia 31:34 | [4f] Jeremia 31:34, Hebreeën 10:17 | [4g] Ezechiël 36:26–27 | [4h] Handelingen 2:39 | [4i] Handelingen 2:39 (context: Joden én volken) | [4j] Handelingen 2:39 in verband met Jesaja 57:19 | [4k] Openbaring 5:9 | [4l] Handelingen 8:12 | [4m] Romeinen 9:6–8
[5a] Psalm 103:13 | [5b] Ezechiël 18:4 | [5c] Efeze 6:4 | [5d] Deuteronomium 6:6–7 | [5e] Jesaja 54:13 | [5f] Mattheüs 18:3 | [5g] Handelingen 16:31–34
Het Avondmaal
Wij geloven en onderwijzen dat het Avondmaal een heilige verordening is, door de Heere Jezus Christus zelf ingesteld [1a], tot gedachtenis van Zijn lijden en sterven aan het kruis [1b]. In brood en beker worden ons de tekenen gegeven van Zijn lichaam [1c] en vergoten bloed [1d], tot versterking van het geloof [1e] en de gemeenschap met Hem [1f].
Wij geloven en onderwijzen dat het Avondmaal niet een herhaling of voortzetting is van het offer van Christus [2a], maar een herinnering aan het volbrachte werk op Golgotha [2b]. In het Avondmaal is Christus niet lichamelijk aanwezig [2c], maar door de Geest werkt Hij in de harten van hen die geloven [2d], tot vernieuwing [2e], vertroosting [2f] en heiliging [2g].
Wij geloven en onderwijzen dat de gemeente in het Avondmaal gemeenschap met Christus [3a] én met elkaar viert [3b]. Het is een maaltijd van eenheid [3c], onderlinge liefde [3d] en dankbaarheid [3e]. Wie het Avondmaal gebruikt in ongehoorzaamheid [3f], verdeeldheid [3g] of zonder geloof [3h], zondigt tegen het lichaam en bloed van de Heere [3i].
[1a] Mattheüs 26:26–29, Lukas 22:19–20 | [1b] 1 Korinthe 11:24–26 | [1c] Mattheüs 26:26 | [1d] Mattheüs 26:28 | [1e] 1 Korinthe 10:16 | [1f] Johannes 6:56 (geestelijke gemeenschap)
[2a] Hebreeën 9:12, Hebreeën 10:10–14 | [2b] Johannes 19:30, Hebreeën 7:27 | [2c] Johannes 16:7, Handelingen 3:21 | [2d] 1 Korinthe 10:16 | [2e] 2 Korinthe 4:16 | [2f] Johannes 14:16–18 | [2g] Johannes 17:17
[3a] 1 Korinthe 10:16 | [3b] 1 Korinthe 10:17 | [3c] Handelingen 2:42 | [3d] Johannes 13:34–35 | [3e] Kolossenzen 3:15–17 | [3f] 1 Korinthe 11:27 | [3g] 1 Korinthe 11:18–19 | [3h] 2 Korinthe 13:5 | [3i] 1 Korinthe 11:27–29
Het huwelijk
Wij geloven en onderwijzen dat het huwelijk een door God ingesteld, levenslang verbond is tussen één man en één vrouw [1a], waarin zij één vlees worden [1b].
Wij geloven en onderwijzen dat het huwelijk door God gegeven is als een zichtbaar beeld van de liefde en trouw van Christus aan Zijn gemeente [2a]. Daarom is het een roeping tot heiliging [2b], zelfverloochening [2c] en geestelijke toewijding [2d]. Het weerspiegelt het Evangelie [2e] en behoort in heiligheid [2f], waarheid [2g] en volharding geleefd te worden [2h], tot eer van God [2i].
Wij geloven en onderwijzen dat in dit verbond de man het hoofd is van zijn vrouw [3a] en geboden is haar lief te hebben zoals Christus de gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar heeft overgegeven [3b]. De vrouw is geroepen haar eigen man onderdanig te zijn, zoals aan de Heere [3c]. Zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo behoren ook de vrouwen in alles hun eigen mannen onderdanig te zijn [3d].
Wij geloven en onderwijzen dat discipelen van Jezus Christus geen ongelijk span behoren aan te gaan [4a], maar te trouwen met iemand die “in de Heere” is [4b]. Het huwelijk is een geestelijk verbond [4c] en vraagt om eenheid in geloof [4d], gehoorzaamheid [4e] en toewijding aan Christus [4f]. De Schrift waarschuwt tegen verbonden met ongelovigen [4g]. Geloofseenheid vormt de basis voor gebed [4h], opvoeding [4i], heiliging [4j] en gezamenlijke dienst in het Koninkrijk van God [4k].
Wij geloven en onderwijzen dat echtscheiding tegen Gods oorspronkelijke bedoeling ingaat en door Hem gehaat wordt [5a]. Slechts in gevallen van hoererij [5b] of wanneer een ongelovige de gelovige verlaat [5c], wordt echtscheiding door de Schrift erkend, maar niet aangemoedigd. Zelfs dan blijft vergeving en verzoening de weg die God behaagt [5d]. Hertrouwen terwijl de huwelijkspartner nog leeft, wordt in de Schrift aangemerkt als overspel [5e], tenzij het huwelijk door een bijbels geldige scheiding is ontbonden [5f]. Daarom waarschuwen wij tegen lichtvaardige opvattingen over scheiding en hertrouwen en roepen wij op tot trouw [5g], bekering [5h] en eerbied voor het verbond dat voor Gods aangezicht is gesloten [5i].
[1a] Genesis 2:24, Mattheüs 19:4–6 | [1b] Markus 10:8
[2a] Efeze 5:25–32 | [2b] 1 Petrus 1:15–16 | [2c] Lukas 9:23 | [2d] Romeinen 12:1 | [2e] Efeze 5:32 | [2f] Hebreeën 13:4 | [2g] Zacharia 8:16 | [2h] 1 Korinthe 13:7 | [2i] 1 Korinthe 10:31
[3a] Efeze 5:23 | [3b] Efeze 5:25 | [3c] Efeze 5:22 | [3d] Kolossenzen 3:18
[4a] 2 Korinthe 6:14 | [4b] 1 Korinthe 7:39 | [4c] Spreuken 2:17 | [4d] Amos 3:3 | [4e] Johannes 14:21 | [4f] Lukas 14:26–27 | [4g] Deuteronomium 7:3–4 | [4h] 1 Petrus 3:7 | [4i] Efeze 6:4 | [4j] Efeze 5:26–27 | [4k] Filippenzen 1:27
[5a] Maleachi 2:14–16 | [5b] Mattheüs 5:31–32 | [5c] 1 Korinthe 7:15 | [5d] Mattheüs 18:21–22 | [5e] Markus 10:11–12, Lukas 16:18 | [5f] Mattheüs 19:9 | [5g] Hebreeën 13:4 | [5h] Openbaring 2:5 | [5i] Prediker 5:4–5
Ouderschap
Wij geloven en onderwijzen dat kinderen een geschenk van de Heere zijn [1a] en dat het ouderschap een heilige en gewichtige roeping is, door God toevertrouwd aan vader en moeder [1b]. Kinderen behoren niet aan zichzelf overgelaten te worden [1c], maar opgevoed te worden in de vreze des HEEREN [1d]. Ouders zijn door God aangesteld om hun kinderen te onderwijzen [1e], te vormen [1f], te vermanen [1g] en te leiden overeenkomstig Zijn Woord [1h].
Wij geloven en onderwijzen dat ouders hun kinderen behoren op te voeden met zowel de wet [2a] als het Evangelie [2b]. De wet om zonde te openbaren [2c], het geweten te vormen [2d] en het goede te leren onderscheiden van het kwade [2e]; het Evangelie om de genade van God in Christus voor te houden [2f], het hart tot bekering en geloof te roepen [2g] en de hoop op verlossing te wijzen [2h].
Wij geloven en onderwijzen dat christelijke ouders zelf geroepen zijn tot een wandel in heiligheid [3a], nederigheid [3b] en waarheid [3c]. Zij behoren het Woord van God niet alleen met woorden [3d], maar ook met hun leven [3e] aan hun kinderen voor te houden. Wie zijn kinderen onderwijst in het Evangelie, dient zelf het getuigenis van het Evangelie te bewaren [3f] en geen aanstoot te geven door huichelarij [3g], wereldgelijkvormigheid [3h] of nalatigheid [3i].
Wij geloven en onderwijzen dat christelijke opvoeding gegrond behoort te zijn in het onfeilbare Woord van God [4a]. Christelijke ouders behoren niet te bouwen op menselijke wijsheid [4b], pedagogische theorieën [4c] of culturele verwachtingen [4d], maar op Gods geopenbaarde waarheid [4e]. Alleen Zijn Woord is wijsheid tot zaligheid [4f] en alleen daarin vinden ouders alles wat nodig is om hun kinderen te vormen tot eer van God [4g].
Wij geloven en onderwijzen dat kinderen door God geboden worden hun ouders te eren [5a] en te gehoorzamen in de Heere [5b]. Ouders behoren hun kinderen hierin te onderwijzen en te vermanen met geduld [5c] en liefde [5d], zonder hen te verbitteren [5e] of te overheersen [5f]. Ouderlijke tucht dient nooit voort te komen uit drift [5g] of eigenbelang [5h], maar behoort te staan in het licht van Gods gerechtigheid en genade [5i], opdat kinderen leren leven in eerbied en vreze voor de Heere [5j].
[1a] Psalm 127:3 | [1b] Genesis 18:19 | [1c] Spreuken 29:15 | [1d] Deuteronomium 6:6–7 | [1e] Psalm 78:5–7 | [1f] Spreuken 22:6 | [1g] Spreuken 13:24 | [1h] Efeze 6:4
[2a] Romeinen 3:20 | [2b] 2 Timotheüs 3:15 | [2c] Galaten 3:24 | [2d] Spreuken 1:2–3 | [2e] Hebreeën 5:14 | [2f] Jesaja 54:13 | [2g] Handelingen 17:30 | [2h] Titus 2:11–13
[3a] 1 Petrus 1:15–16 | [3b] Micha 6:8 | [3c] 3 Johannes 4 | [3d] Deuteronomium 6:7 | [3e] Filippenzen 3:17 | [3f] 1 Timotheüs 4:16 | [3g] Mattheüs 23:3 | [3h] Romeinen 12:2 | [3i] 1 Samuël 3:13
[4a] 2 Timotheüs 3:16–17 | [4b] 1 Korinthe 1:20–25 | [4c] Kolossenzen 2:8 | [4d] Markus 7:8 | [4e] Johannes 17:17 | [4f] Psalm 19:8–9 | [4g] 2 Timotheüs 3:15
[5a] Exodus 20:12 | [5b] Efeze 6:1 | [5c] Kolossenzen 3:21 | [5d] Titus 2:4 | [5e] Efeze 6:4 | [5f] 1 Thessalonicenzen 2:7 | [5g] Jacobus 1:20 | [5h] Filippenzen 2:3 | [5i] Hebreeën 12:5–11 | [5j] Spreuken 1:7
De laatste dagen
Wij geloven en onderwijzen dat met de komst van Jezus Christus de laatste dagen zijn begonnen [1a]. Sinds Zijn opstanding en hemelvaart regeert Hij als verhoogde Heere [1b] en werkt Hij door Woord en Geest aan de uitbreiding van Zijn Koninkrijk [1c]. De heiligen leven sindsdien in de verwachting van Zijn komst [1d] en zijn geroepen tot waakzaamheid [1e], volharding [1f] en trouw [1g] in het midden van een wereld die Hem niet erkent [1h].
Wij geloven en onderwijzen dat Jezus Christus op de vastgestelde dag zal wederkomen [2a], zichtbaar en lichamelijk [2b], om de levenden en de doden te oordelen [2c]. Deze komst zal zijn in heerlijkheid [2d]. Zij die in Hem gestorven zijn zullen opgewekt worden tot het leven [2e], en zij die zonder Hem gestorven zijn tot het oordeel [2f]. Allen zullen voor de rechterstoel van Christus verschijnen [2g]. De komst van Christus is de gezegende hoop van de heiligen [2h].
Wij geloven en onderwijzen dat deze wereld onder het oordeel van God ligt [3a] en dat voorafgaand aan Christus’ wederkomst afval van het geloof [3b], verdrukking [3c] en geestelijke misleiding zullen toenemen [3d]. Toch zal het Evangelie gepredikt blijven worden onder alle volken [3e], tot de laatste uitverkorene tot geloof gekomen is [3f]. In al deze dingen worden de gelovigen geroepen tot hoop [3g], standvastigheid [3h] en heilig leven [3i].
Wij geloven en onderwijzen dat God na het oordeel nieuwe hemelen en een nieuwe aarde zal scheppen [4a], waar gerechtigheid woont [4b]. Daar zal geen dood [4c], zonde [4d] of moeite meer zijn [4e], maar eeuwige gemeenschap met God voor allen die in Christus zijn [4f]. Daar vinden Gods beloften hun volkomen vervulling [4g], tot lof van Zijn heerlijkheid [4h].
[1a] Hebreeën 1:1–2, Handelingen 2:16–17, 1 Johannes 2:18 | [1b] Mattheüs 28:18, Handelingen 2:33–36 | [1c] Handelingen 1:8, Kolossenzen 1:13 | [1d] Filippenzen 3:20 | [1e] Mattheüs 24:42 | [1f] Mattheüs 24:13 | [1g] Openbaring 2:10 | [1h] Johannes 15:18–19
[2a] Handelingen 17:31 | [2b] Mattheüs 24:30, Handelingen 1:11 | [2c] 2 Timotheüs 4:1 | [2d] Titus 2:13 | [2e] 1 Thessalonicenzen 4:16 | [2f] Johannes 5:28–29 | [2g] 2 Korinthe 5:10 | [2h] Titus 2:13
[3a] Romeinen 1:18 | [3b] 2 Thessalonicenzen 2:3 | [3c] Mattheüs 24:9 | [3d] Mattheüs 24:24 | [3e] Mattheüs 24:14 | [3f] Johannes 6:37, 2 Petrus 3:9 | [3g] Romeinen 8:24–25 | [3h] 1 Korinthe 15:58 | [3i] 1 Thessalonicenzen 4:7
[4a] Openbaring 21:1 | [4b] 2 Petrus 3:13 | [4c] Openbaring 21:4 | [4d] Openbaring 21:27 | [4e] Openbaring 21:4 | [4f] Openbaring 21:3 | [4g] Openbaring 21:5–7 | [4h] Efeze 1:14